te zien heeft gegeven, alhoewel vooral de talrijke jongeren die zich op dit terrein hebben begeven, via de opleiding en de bestaande subsidiemogelijkheden ook in 1967 ruime kansen zijn geboden. Wij kunnen slechts hopen dat binnen afzienbare tijd een kentering ten goede zal optreden en dat filmers en producenten resultaten zullen weten te bereiken die voor bedrijf en publiek van meer betekenis zullen zijn, Het Productiefonds voor Nederlandse Films In 1967 onderging de samenstelling van het Bestuur van de Stichting Productie fonds voor Nederlandse Films een wijziging. Het bestond uit de heren: Mr. H. L. s' Jacob, Voorzitter, Dr. J. Hulsker, Vice-Voorzitter, Directeur-Generaal voor Culturele Zaken van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappe lijk Werk, Prof. Dr. Ph. J. Idenburg, Voorzitter van de Raad voor de Kunst, zitting hebbende voor het Ministerie van Cultuu~, Recreatie en Maatschappelijk Werk, J. G. J. Bosman, Secretaris, Joh. Miedema en D. J. van Leen, zitting hebbende voor de Nederlandsche Bioscoop-Bond. Als gevolg van zijn aftreden als Bondsvoorzitter verliet de heer Joh. Miedema ook het bestuur van het Productiefonds, waarvan hij sedert de oprichting deel had uitgemaakt. Bovendien kon de vertegenwoordiging van Bondszijde in het bestuur door de heer Van Leen in verband met de gewijzigde constellatie in het Hoofdbestuur van de Bond niet gecontinueerd worden. Het bestuur verloor door het aftreden van de heren Miedema en Van Leen twee terzake kundige bestuursleden, die de Nederlandse filmproductie een goed hart toedroegen. In de vacatures werd in het midden van het jaar voorzien door de benoeming van de heren G. J. H. Dujardin en M. Gerschtanowitz. In het najaar leed het bestuur een ernstig verlies door het overlijden van zijn Voorzitter, Mr. H. L. s' Jacob, op 29 september. Met Mr. s' Jacob ging een persoonlijkheid van formaat heen, met een veelzijdige en vooral ook maat schappelijke belangstelling, die door zijn waardevolle werkzaamheid in het Pro ductiefonds gedurende meer dan tien jaar ook voor de gehele filmontwikkeling in ons land van zeer veel betekenis is geweest. Zijn heengaan betekende voor het Productiefonds een zware slag. Het bestuur zal het zeer gefundeerde oordeel van Mr. s' Jacob over de zaken die aan de orde waren bij zijn verdere werkzaamheden node missen. 16 In het verslagjaar werden evenals het voorgaande jaar vele aanvragen om finan ciële steun bij het bestuur ingediend. Ter behandeling hiervan kwam het bestuur in het eerste halfjaar, in welk tijdvak de aanvragen zich hoofdzakelijk concen treerden, zo goed als maandelijks bijeen. In het tweede halfjaar moest het bestuur na enige maanden de behandeling van verdere aanvragen uitstellen tot het volgende jaar, omdat de voor 1967 beschikbare middelen van het Productiefonds op dat moment geen verdere bestedingen toelieten. Aan de producenten van zes Nederlandse speelfilms waaronder drie co-produc ties, in hoofdzaak met België kon een belangrijke financiële bijdrage in de productiekosten worden toegekend. Bovendien werden aan 4 van deze producties credietfaciliteiten verleend voor gebruik van de studio's enz. van de Cinetone Studio's. Voorts werd een producent, die voor eigen risico met de productie van een film al ver gevorderd was, in de gelegenheid gesteld zijn film af te maken door hem

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1967 | | pagina 16