Internationale contacten 18 een Cinetonecrediet toe te kennen. Tenslotte werd ten behoeve van de productie van een jeugdfilm een financiële bijdrage verleend. Het bestur kon in een twaalftal gevallen een voorschot tot het uitwerken van een scenario/draaiboek voor een Nederlandse speelfilm aan schrijvers en/of cineasten verlenen, waardoor betrokkenen financieel in staat werden gesteld zich gedurende enige maanden uitsluitend aan het schrijven van het scenario of draaiboek te wijden. In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de arbeid van de internationale organisaties op het gebied van film en bioscoop, bij welke de Nederlandsche Bioscoop-Bond is aangesloten. Tevens wordt de werkzaamheid van de Europese Economische Gemeenschap, voor zover die het Nederlandse film- en bioscoop bedrijf betreft, aan een nadere beschouwing onderworpen. U.I.E.C. De Union Internationale de 1'Exploitation Cinématographique, waarvan vele natio nale organisaties van bioscoopexploitanten over de gehele wereld lid zijn, heeft op 3 en 4 mei te Cannes haar jaarvergadering gehouden. De Bond was op deze vergadering vertegenwoordigd door de heren J. G. J. Bosman en Joh. Miedema. Met het oog op de omstandigheid, dat de heer Miedema wegens zijn aftreden als Bondsvoorzitter niet meer als gedelegeerde van de Bond zou fungeren, is hem door de U.I.E.C. dank gebracht voor het vele en belangrijke werk dat hij, onder meer in de hoedanigheden van president en vice-president, ten dienste van deze internationale organisatie heeft verricht. De vergadering heeft zich onder andere beziggehouden met de voorstellen tot herziening van de Berner Conventie. Met name keerde de U.I.E.C. zich tegen de bevoegdheid, die blijkens deze voorstellen aan de bij de Berner Conventie aangesloten landen werd verleend, om in de natio nale auteurswetgeving te bepalen, dat aan de auteurs een aandeel in de bioscoop recettes wordt toegekend. De Nederlandsche Bioscoop-Bond, die het Ministerie van Justitie reeds eerder zijn standpunt terzake van de voorstellen in kwestie kenbaar had gemaakt, had daarbij eveneens ernstig bezwaar geopperd tegen de vorenbe doelde bevoegdheid, omdat hiermede de weg zou worden geopend voor een in menging van de overheid op economisch terrein welke aanzienlijk verder gaat dan uit hoofde van haar taak als wenselijk en noodzakelijk moet worden geoordeeld. Bovendien had de Bond als bezwaar aangevoerd, dat bij de filmvervaardiging een totaal nieuw zelfstandig produkt ontstaat, welks waarde geenszins correspondeert met de som van de aandelen van ieders bijdrage in dit produkt. Op de van 12 juni tot 14 juli te Stockholm gehouden ambtelijke conferentie, die ook door een ver tegenwoordiger van de U.I.E.C. werd bijgewoond, is ingevolge de wens van het filmbedrijfsleven besloten de onderhavige bepaling niet in de Berner Conventie op te nemen. F.I.A.P.F Het vraagstuk van de wijziging der Berner Conventie heeft ook in de kringen van de Fédération Internationale des Associations de Producteurs de Films een rol gespeeld. De F.I.A.P.F., welke ook op de conferentie te Stockholm inzake de her ziening van de Berner Conventie was vertegenwoordigd, heeft evenals de U.I.E.C.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1967 | | pagina 18