Stimulering van filmbelangstelling en bioscoopbezoek
In de naoorlogse jaren is het noodzakelijk gebleken om in aansluiting op de indi
viduele reclamewerkzaamheid van de bedrij f sgenoten activiteiten te ontwikkelen op
het gebied van de collectieve propaganda. De ontspanningsmogelijkheden hebben
een zodanige uitbreiding ondergaan, dat de bioscoop, hoewel ook onder de gewij
zigde omstandigheden van grote betekenis als massavermaak, toch in veel grotere
mate de concurrentie van andere amusementsmedia ondervindt dan voor de oorlog
het geval was. Dit maakt een intensiever optreden op het gebied van de publiciteit
nodig, nog ongeacht de behoefte die hieraan op zichzelf al bestaat als gevolg van
de sterk toegenomen invloed der publiciteitsmedia.
De arbeid van de Bond op het onderhavige terrein, die uiteraard in het bijzonder is
gericht op de stimulering van filmbelangstelling en bioscoopbezoek, is in het ver
slagjaar onder meer tot uiting gekomen bij de organisatie van de Arnhemse film-
week.
De persdienst heeft in goede harmonie met de betrokken leden weer belangrijk
werk kunnen doen terzake van het contact met pers, televisie en radio. Met name
verdienen hier vermelding, naast de werkzaamheid van deze dienst in het kader van
de Internationale Filmweek Arnhem 1967, het lanceren van persberichten, het
geven van voorlichting en het verlenen van medewerking aan activiteiten van publi
citeitsmedia.
De omzetten van de geschenkbonnen voor bioscoopbezoek, die in waarden van
6,en 3,van Bondswege worden uitgegeven, hebben zich in 1967 ongeveer
op het niveau gehandhaafd van de voorafgaande jaren. Dit duidt erop, dat de bon
in een permanente behoefte voorziet.
In overleg en met steun van het Hoofdbestuur was in opdracht van het Bestuur
van de Nederlandsche Vereeniging van Bioscoopreclame-Exploitanten door het
Bureau Veldkamp/Marktonderzoek te Amsterdam een onderzoek ingesteld naar de
structuur van het bioscooppubliek in Nederland. De resultaten van dit onderzoek
waren neergelegd in een rapport, hetwelk een afgeronde documentatie bevatte,
waaraan de bioscoopreclamebureaus bij hun contacten met het Nederlandse be
drijfsleven belangrijke verkoopargumenten konden ontlenen ten gunste van het
gebruik van bioscoopreclame. Mede doordat bij het onderzoek rekening is gehou
den met een aantal verlangens van het Hoofdbestuur, kon het bewuste rapport ook
voor de bedrij f sgenoten als een belangwekkende bron van informatie worden aan
gemerkt. Daaruit waren namelijk aanwijzingen te putten voor het te voeren zake
lijke beleid door de leden, in het bijzonder wat de benadering van het publiek
40 betreft. Met het oog hierop heeft het Hoofdbestuur het nuttig geoordeeld de leden
een exemplaar van het rapport te doen toekomen.
Televisie
De televisie begint in ons land geleidelijk dezelfde plaats in te nemen die zij met
name in de Angelsaksische landen reeds had verworven. Ook hier bezit de over
grote meerderheid der gezinnen een televisietoestel. De programmakeuze is nog wat
beperkter, doch ook in dit opzicht nemen de mogelijkheden toe, mede onder in
vloed van de vergrote actieradius der buitenlandse zenders. De conclusie is daarom
gewettigd, dat het medium televisie in ons land zijn verzadigingspunt begint te
naderen, zowel wat het aantal televisietoestellen aangaat als uit een oogpunt van
publieke belangstelling. Einde 1967 bedroeg het aantal geregistreerde televisie
apparaten in Nederland 2.559.162, hetgeen een toeneming betekent in dit jaar van