189.165, dat wil zeggen aanzienlijk geringer dan in 1966 met 256.977 toestellen en in 1965 met 276.546 apparaten. De huidige meer gestabiliseerde toestand op televisiegebied maakt het beter dan enige jaren geleden mogelijk met de invloed van de televisie op het vermaaks- patroon in het algemeen en op het bioscoopbezoek in het bijzonder als een vast gegeven rekening te houden en daaruit conclusies te trekken voor het te voeren exploitatiebeleid. Het ligt voor de hand, dat het Hoofdbestuur voortdurend attent is op hetgeen op televisiegebied gaande is, zulks met het oog op bepaalde aspecten bij de televisie exploitatie die het in de Bond georganiseerde film- en bioscoopbedrijf regarderen. In 1967 bleef de verhouding tussen de Bond aan de ene kant en de Nederlandse Televisie Stichting en de hierin verenigde omroepverenigingen A.V.R.O., K.R.O., N.C.R.V., T.R.O.S., V.A.R.A. en V.P.R.O. aan de andere kant terzake van de filmvoorziening aan de televisie geregeld krachtens een uit 1952 daterend accoord, hetwelk sedertdien enige malen is gewijzigd. Krachtens deze regeling zal de televisie in ons land over de beide zenders in totaal circa 90 hoofdfilms kunnen uitzenden. Deze hoofdfilms, waaronder te verstaan films met een vertoningsduur van meer dan 60 minuten, worden evenals alle overige films door de televisie betrokken van de leden-filmverhuurders, met dien verstande, dat een gemengde commissie de televisie kan toestaan ook van anderen te betrekken. Deze commissie kan tevens dispensatie verlenen van het voorschrift, dat uitsluitend films zullen worden uit gezonden wier Nederlandse bioscooppremière veertig maanden of langer geleden heeft plaatsgevonden. De televisie kan overigens vrijelijk van niet-leden speciale televisiefilms betrekken, alsmede andere categorieën van films die niet tot het gebruikelijke bioscooprepertoire behoren. De uitzendingen van films met een ver toningsduur van meer dan 30 minuten zal plaats hebben op een der dagen maandag, dinsdag of woensdag. Op ten hoogste twaalf weken per jaar zal, behoudens tijdens de schoolvakanties, een film op zaterdagmiddag mogen worden uitgezonden. Laatst bedoelde categorie betreft uitsluitend films die door de Centrale Commissie voor de Filmkeuring zijn toegelaten voor personen van alle leeftijden. Afgezien van de mogelijkheid om in beperkte mate op zaterdagmiddag een hoofdfilm uit te zenden zal per week en per kanaal in het algemeen niet meer dan één hoofdfilm worden uitgezonden. In de gemengde commissie hadden bij de aanvang van 1967 voor de televisie zit ting de heren J. W. Rengelink en Mr. A. H. van de Veen en voor de Bond de heren C. J. Blad, C. S. Roem en R. Uges. Laatstgenoemde, die als voorzitter van de commissie fungeerde, besloot in de loop van het jaar als zodanig af te treden. 41 In zijn plaats werd tot lid-voorzitter benoemd de heer J. P. M. A. Smulders. Voor het overige kwamen er in 1967 geen veranderingen in de samenstelling van de commissie. In de vacature van een lid-vertegenwoordiger van de televisie werd in het verslagjaar niet voorzien. De Bondsdirecteur trad wederom op als plaatsver vanger voor de afgevaardigden van de Bond in de gemengde commissie. Het Hoofdbestuur werd wederom door de Bondsdirecteur vertegenwoordigd in de Televisiecommissie, welke sub-commissie van de Voorlichtingsraad zich bezighoudt met het gebruik van de televisie als voorlichtingsorgaan van de overheid. Bioscoopwet Bij besluit van 11 juni 1966 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken een com missie in het leven geroepen die tot taak kreeg hem van advies te dienen over een eventuele herziening van de Bioscoopwet. In deze commissie werden benoemd Ir.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1967 | | pagina 41