Afdelingsraad 58 In meer dan één opzicht is het verslagjaar voor onze Raad en voor de daarin samenge- bundelde exploitantenbelangen van histori sche betekenis geweest. Zo is er, zolang ons college heeft bestaan, geen jaar geweest waarin de belasting op openbare vermakelijkheden geen onderwerp van diepgaande besprekingen heeft gevormd; de onhoudbare druk van deze door de tijd achterhaalde discriminerende heffing, die door menig gemeentebestuur halsstarrig als een verteringsbelasting werd beschouwd en gehanteerd, terwijl niemand beter dan de ondernemer zelf zich bewust was van de werking dezer heffing als extra bedrijfslast, leverde een nooit aflatend probleem op. Tel kens wanneer door een gemeente enige faci liteiten werden verleend of de theoretische mogelijkheid voorhanden scheen dat van re geringszijde iets zou worden ondernomen, gaf zulks ons nieuwe hoop, al had de jaren lange ervaring ons geleerd niet te spoedig op een goede afloop te vertrouwen. Nu tenslotte in oktober van het verslagjaar de regeringsvoorstellen, waarvan de afschaf fing der vermakelijkheidsbelasting op bios coopvoorstellingen met ingang van 1 janu ari 1969 een onderdeel vormde, werden aan gekondigd, betekende dit een dermate ab rupt einde van een jarenlange strijd, dat onze leden het verlossende bericht nauwelijk zon der argwaan durfden aanvaarden. Uiteraard zullen overigens de met deze opheffing ge paard gaande invoering van de belasting op de toegevoegde waarde ter vervanging van de thans geldende omzetbelasting, evenals van de door de gemeenten te heffen belas ting op onroerend goed weer een aandeel opeisen van de vrijvallende marge, maar dit neemt niet weg dat de op onze bedrijven rus tende belastingdruk in elk geval enige ver lichting zal ondergaan. De reeds sinds vele jaren door ons Dagelijks Bestuur ondernomen pogingen om door rechtstreeks overleg met het bestuur der Bedrijfsafdeling Filmverhuurders te geraken tot beter wederzijds begrip, en daardoor de mogelijkheid te openen tot verbetering van de basis van het zakelijk verkeer tussen ver huurders en exploitanten, leverden de laat ste jaren nagenoeg geen positieve resultaten meer op, en het was mede daarom dat ons college zich een overtuigd voorstander be toonde van het denkbeeld tot herziening van de opbouw en werkwijze van onze bond. Men zal zich herinneren dat de in dit ver band door enkele afdelingen genomen initi atieven krachtig door onze Raa~ werden ondersteund. Nu de te dezer zake door de Bondsdirecteur en de studiecommissie Organisatiestructuur in 1966 uitgebrachte rapporten voor het Hoofdbestuur als grondslag hebben gediend voor de aan het einde van het verslagjaar aan de leden voorgelegde voorstellen tot in grijpende wijziging van statuten en regle menten zal de eerstkomende jaarlijkse alge mene bondsledenvergadering zich kunnen uitspreken over de daarin neergelegde prin cipes waarbij er van is uitgegaan dat alle in onze organisatie vertegenwoordigde groepe ringen van het grondvlak tot aan de top hun aandeel hebben in de besluitvorming. Ook in dit opzicht was het verslagjaar, waarin een groot deel van het omvangrijke voorbe reidende werk werd verricht, van grote be tekenis voor de toekomst onzer organisatie. Omtrent de wijziging van het systeem van prijsberekening voor de vertoning van recla mefilms in de bioscopen, waarover in het vo rige jaarverslag reeds uitvoerig werd gerap porteerd, werd in het verslagjaar tenslotte overeenstemming bereikt. Hiermede is tege moet gekomen aan de verlangens van de le den der Vereniging van Bioscoopreclame exploitanten, die hun debiet aanzienlijk had den zien inkrimpen als gevolg van de dalen de bezoekcijfers enerzijds en de door de tele visiereclame opgeleverde concurrentie ander zijds. In eerste aanleg betekent het nieuwe systeem ongetwijfeld voor menige exploitant een daling van zijn opbrengst en het zal nu aan de bioscoopreclame-exploitanten zijn om met inspanning van al hun krachten en door ontwikkeling van nieuwe initiatieven het ver loren terrein te herwinnen. Behalve aan de traditionele punten zoals be- stuursverkiezing, goedkeuring van het jaar verslag van de secretaris en van de door de penningmeester opgestelde financiële stuk ken, opstelling van voordrachten voor de be noeming van ledenexploitanten in verschei dene commissies etc, wijdde onze Raad zich in een zestal vergaderingen aan tal van on derwerpen van uiteenlopende aard. Uitge breide aandacht moest worden gegeven aan de Hoofdbestuursvacatures, zulks vooral in verband met het aftreden van de heer Joh. Miedema, die, na het Voorzitterschap gedu rende tal van jaren op voorbeeldige wijze te hebben bekleed, zijn functie definitief neer legde. Gezien de ernstige verwikkelingen die zich voordeden ten opzichte van de voorzie ning in deze vacature, en mede met het oog op de op handen zijnde herstucturering, nam ons bestuur het initiatief tot een op ar-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1967 | | pagina 57