Bedrijfsafdeling Filmverhuurders
tikel 19 der Bondsstatuten berustende oplos
sing, waarbij onze Bondsdirecteur, de heer
J. G. J. Bosman tijdelijk met de waarneming
van het Voorzitterschap zou worden belast.
Zowel onze Raad als de Bedrijfsafdeling
Filmverhuurders, waarmede vooroverleg was
gepleegd, konden zich met deze oplossing
verenigen, en hoewel in de Bondsjaarverga
dering door een aantal leden bezwaren wer
den geopperd, werd het desbetreffende voor
stel desondanks met grote meerderheid van
stemmen aangenomen. In de vacature Hoofd
bestuurder-exploitant werd de heer M. Ger-
schtanowitz, wiens candidatuur door onze
Raad werd gesteund, bij enkele candidaats-
stellingen gekozen.
De onderhandelingen in de Sociale Commis
sie werden aan de hand van de daaromtrent
door de leden-werkgevers, die allen zitting
hebben in onze Raad, uitgebrachte verslagen
met belangstelling gevolgd. Begrijpelijkerwijs
bestond er dezerzijds weinig bereidheid om
een verdere stijging van de loonkostenpost
te aanvaarden, gezien de in vele gevallen
zorgwekkende economische situatie, doch an
derzijds kon de reële toename der kosten van
levensonderhoud bezwaarlijk uit het oog
worden verloren. Het was tenslotte de inter
ventie van het Hoofdbestuur die er toe leid
de dat, weliswaar met enig uitstel van de in
gangsdatum, een nieuwe collectieve arbeids
overeenkomst tot stand kwam, waarbij voor
de zaken met een werktijd van minder dan
24uur per week een loonsverhoging van ge
ringere omvang dan voor de overige bedrij
ven werd overeengekomen.
Onze Raad betreurde in het afgelopen jaar
het verlies van zijn oud-leden J. de Nijs en M.
Desmet, die beiden gedurende vele jaren op
onderscheidene posten hun beste krachten
gaven aan het Bondswerk en ook in de werk
zaamheden van ons college een belangrijk
aandeel hadden. Het Dagelijks Bestuur heeft
uiteraard niet nagelaten om van zijn medele
ven te doen blijken.
Ook bij feestelijke gelegenheden, zoals de
opening van nieuwe en de heropening van
gerestaureerde bioscooptheaters in den lande
waarbij onze Raad door de betrokkenen was
uitgenodigd, bood het bestuur zijn beste wen
sen aan. Het reeds gerelateerde afscheid van
de heer Joh. Miedema als Bondsvoorzitter
vormde een welkome aanleiding om deze
uiterst verdienstelijke figuur, aan wie wij ook
in zijn hoedanigheden van oud-Voorzitter en
oud-lid van onze Raad de beste herinnerin
gen bewaren, van onze waardering en van
onze beste wensen voor de toekomst te doen
blijken.
Dit verslag moge worden besloten met het
uitspreken van het vertrouwen dat onze
Raad, die zijn taak binnen afzienbare tijd
zal neerleggen om te worden opgevolgd door
een ander in de nieuwe constellatie passend
college, gedurende de tijd die hem nog rest,
zijn bijdrage zal blijven leveren aan de behar
tiging der zakelijke en organisatorische be
langen der leden-exploitanten van onze
Bond.
W. F. Dubbeldeman, secretaris
Het verslagjaar heeft als zeer merkwaardige
gebeurtenissen opgeleverd de opheffing van
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
voor Gemeenschappelijke Filmkeuring op
Katholieke Grondslag en van haar nakeu-
ringsorgaan, de Katholieke Filmcentrale.
Reeds in htó vorig jaarverslag hebben wij het
uittreden van enige gemeenten gesignaleerd.
De belangstelling voor deze allang door de
emancipatie van katholiek Nederland achter
haalde nakeuring is sindsdien verder ineen
geschrompeld. De overgrote meerderheid der
Brabantse en Limburgse gemeenten bleek
voor het instandhouden van het nakeurings-
orgaan geen geld over te hebben en derhalve
werd de vereniging met de lange naam op
1 oktober opgeheven. Zodoende is er ten
langen leste een eind gekomen aan de alleen
in ons land bestaande wantoestand, dat er
naast de officiële overheidscensuur nog een
speciale katholieke censuur op filmvertonin
gen werd uitgeoefend.
Hoewel de bioscooprecettes in 1967 een ge
ringe stijging hebben te zien gegeven, is het
aantal bioscoopbezoekers opnieuw gedaald,
hetgeen ten dele moet worden toegeschreven
aan het feit, dat een aantal bioscopen is op
geheven, al zijn er ook enige nieuwe biosco
pen geopend. Het debiet van het filmver-
huurbedrijf is dus opnieuw ingekrompen.
Wat de opbrengstresultaten betreft is geble
ken, dat tegenover de geringe stijging der
bioscooprecettes en van de totale filmhuur-
opbrengst, een kleine daling van het gemid
deld filmhuurpercentage heeft gestaan.
De kosten van het filmverhuurbedrijf zijn
in het verslagjaar wederom aanzienlijk geste
gen, enerzijds door het oplopen van de post
lonen en salarissen en de algemene stijging
van kantoorkosten, anderzijds door de toe
nemende invoer van de dure kleurenfilms
(297 in 1967 tegen 255 in 1966).
59