64 invloed op de productie van andere op- drachtfilms, ook in 1967 merkbaar. Tegen het einde van het verslagjaar kwa men nadere gegevens beschikbaar omtrent de plannen van het Hoofdbestuur tot her structurering van de Bond, in welke plan nen voor onze Afdeling een betere plaats in de organisatie wordt ingeruimd, dan tot dusverre het geval was. De behandeling van deze voorstellen zal in het komende jaar plaats vinden. LEDENVERGADERINGEN Er zijn in 1967 twee ledenvergaderingen gehouden, te weten de jaarlijkse ledenver gadering die op 21 april plaats vond en een buitengewone ledenvergadering, die is ge houden op 8 december. In de jaarlijkse ledenvergadering trad het gehele Bestuur af, met dien verstande dat de heren C. S. Roem, L. W. R. Meyer en B. Haanstra zich niet herkiesbaar stelden en de heren Y. Brusse, M. de Haas, Mr H. B. F. J. A. Peters en T. de Wit, wel. Laatstgenoemde vier Bestuursleden werden opnieuw op de voorgeschreven wijze candi- daat gesteld en bovendien kwamen candi- daatstellingen binnen voor de heren W. A. Geesink, B. Kommer, B. Kroon, Mr J. M. Landré, Mevrouw P. E. Mack-French, P. J. van Moock en F. Vaal. De heer Kommer trok zijn candidatuur vóór de vergadering in en Mevrouw Mack de hare tijdens de vergadering, waarna in haar plaats de heer Th. Markus candidaat werd gesteld. Bij de verkiezingen werd het nieuwe Bestuur ten slotte als volgt geformeerd: Mr H. B. F. J. A. Peters, Voorzitter; T. de Wit, Vice- Voorzitter; Y. Brusse, Secretaris; M. de Haas, Penningmeester; W. A. Geesink, B. Kroon en F. Vaal. Tegen het einde van het verslagjaar moest de heer F. Vaal, we gens verandering van werkzaamheden laten weten dat hij zijn Bestuursfunctie neerlegde. In deze vacature werd in 1967 niet meer voorzien. In deze ledenvergadering werd voorts het Besluit Algemene Leveringsvoorwaarden, re gelende het verkeer tussen leden en niet-le- den, voor de duur van één jaar aangenomen, aangezien de ledenvergadering het wenselijk oordeelde, dat in de loop van dat jaar een nog meer aan de practijk aangepaste re dactie zou worden samengesteld. Verder zijn mededelingen gedaan over de samen stelling van een representatieve propaganda- brochure op het gebied van de opdracht- film. De tekst van deze brochure werd in grote lijnen vastgesteld en de desbetreffende Commissie, bestaande uit de heren T. de Wit, L. van Gasteren en W. A. Geesink, werd herbenoemd en kreeg opdracht de werkzaamheden voort te zetten. De jaar lijkse bijdrage voor het Afdelingsfonds werd wederom vastgesteld op 75,voor leden-producenten en 50,voor leden filmfabrikanten. Tenslotte werd in een korte speech door de nieuwe Voorzitter namens de vergade ring afscheid genomen van de heer C. S. Roem, bij welke gelegenheid hem een af- scheidsgeschenk in de vorm van een fraaie tafelaansteker werd aangeboden. Bij die ge legenheid is aangekondigd dat een meer officiëler afscheidsreceptie op een nader tijdstip door de Afdeling zou worden ge organiseerd. In de buitengewone ledenvergadering van 8 december werd besloten het destijds aan vaarde Personeelsbesluit, om te zetten in een onderlinge overeenkomst en voor de duur van twee jaar te verlengen. Gebleken was namelijk dat de regeling inzake het overnemen van elkanders personeel goed had gewerkt en derhalve diende te worden voortgezet. Niet goed hebben gewerkt de regelingen op het gebied van de filmverze keringen, met dien verstande dat een naar verhouding zeer gering aantal films bij het centrale bureau werd verzekerd. Met me dewerking van dit bureau is het Bestuur er toch in geslaagd een premieverhoging voor lopig te voorkomen, doch het kondigde aan in 1968 te zullen komen met een voorstel tot een verplichte verzekering voor alle filmproducties van de leden, aangezien al leen wanneer jaarlijks een groot aantal films wordt verzekerd, een voor assuradeu ren interessante collectiviteit ontstaat, zon der dat voortdurend het risico wordt gelo pen dat bij betrekkelijk kleine schaden, alle verzekerden in een volgend jaar een pre mieverhoging te wachten staat. De verga dering toonde begrip voor deze situatie en verklaarde zich unaniem bereid een verze keringsplicht te aanvaarden. Hetzelfde gold voor een aankondiging van het Bestuur om in de komende jaarlijkse ledenvergadering een voorstel aanhangig te maken voor een opgaveplicht van alle geproduceerde films. Het Bestuur beschikt op dit gebied over weinig of geen betrouwbare gegevens, waarvan bij allerlei onderhandelingen en besprekingen voortdurend hinder wordt on dervonden. Er werd in het vooruitzicht ge steld dat een zodanige regeling zou wor den ontworpen, dat de leden daarvan geen enkel risico op het gebied van onderlinge concurrentie behoeven te vrezen.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1967 | | pagina 63