66
Het Bestuur pleegde voorts overleg met het
Hoofdbestuur inzake verschillende organi
satorische kwesties op het gebied van het
vestigingsbeleid en dat van de herstructu
rering van de Bond, terwijl tevens voorstel
len zijn gedaan om de inschrijving van de
bedrijfstakken van de leden in het Bedrijfs-
register van de Bond, critisch te bezien,
omdat in verscheidene gevallen van de des
betreffende inschrijvingen reeds in jaren
geen gebruik wordt gemaakt, hetgeen als
een ongewenste situatie wordt beschouwd.
De resultaten van dit overleg worden afge
wacht.
Nu de Nederlandse Filmacademie is over
gegaan van een twee- op een vierjarig
leerprogramma is in 1967 voor het eerst
een stagejaar geïntroduceerd en het Bestuur
heeft maatregelen genomen om het stage
lopen in de productiebedrijven mogelijk te
maken. Over de resultaten waren per het
einde van het verslagjaar nog geen gegevens
beschikbaar.
Van de Algemene Bond „Mercurius" werd
in de tweede helft van het jaar een voor
stel ontvangen om te komen tot een CA.O.
voor de werknemers in de filmproductie-
en laboratoriumbedrijven. Het Bestuur
heeft over het voor en tegen van zulk een
arbeidsregeling intern langdurig overleg
gepleegd en het voornemen bestaat om deze
materie in het komende jaar in eerste in
stantie te bespreken met de leden die veel
personeel in dienst hebben.
Voorts is door het Bestuur overleg ge
pleegd met vertegenwoordigers van de
Voorlichtings Sociëteit Amsterdam, zijnde
een vereniging van public-relation-deskun-
digen, welke sociëteit het voornemen heeft
om een manifestatie op het gebied van de
opdrachtfilm te organiseren, teneinde haar
leden beter met het medium film ver
trouwd te maken. De voortzetting van dit
overleg werd tegen het einde van dat jaar
gedelegeerd aan de Ideeën Commissie, die
is genoemd onder het hoofd ledenvergade
ringen.
Met vertegenwoordigers van de Nederland-
sche Vereeniging van Bioscoopreclame-Ex
ploitanten is een gesprek gevoerd inzake de
mogelijkheid om korte reclamefilms, die in
het kader van de productie van televisie
spots tot stand zouden kunnen komen, in
de bioscopen te vertonen. Per het einde
van het jaar kon nog niet worden overzien
of er voor deze aanvullende reclamemoge-
lijkheid voldoende belangstelling bij op
drachtgevers bestaat.
De kwestie der televisiereclame kreeg ook
dit jaar veel aandacht en er wordt daar
over elders in dit verslag afzonderlijk ge
rapporteerd.
Tenslotte is nog door het Bestuur overwo
gen om ter gelegenheid van de Filmweek
Arnhem, die in juni van het verslagjaar
plaats vond, door de Afdeling op de een
of andere wijze acte de présence kon wor
den gegeven. Dit bleek, onder andere door
de korte tijd van voorbereiding die het
nieuwe Bestuur had, ditmaal niet mogelijk
te zijn, doch er is besloten om bij de eerst
volgende gelegenheid dat is dus in 1969
zo tijdig mogelijk over de representatie
van de Afdeling te spreken.
TELEVISIERECLAME
In de Televisie Commissie vond één mu
tatie plaats doordat Mr H. B. F. J. A. Pe
ters na benoeming tot Voorzitter van de
Afdeling, zijn functie neerlegde. In deze va
cature werd voorzien door de benoeming
van de heer B. Kroon.
De Commissie was derhalve in 1967 sa
mengesteld uit de heren T. de Wit, G. F.
de Clerck, W. A. Geesink, B. Kroon en
L. Claassen, Secretaris. Zij kwam drie maal
in vergadering bijeen, voerde op 4 oktober
een algemene bespreking met de leden die
zich bezighouden met de vervaardiging van
televisiecommercials en pleegde overleg
met vertegenwoordigers van de VEA over
de gang van zaken op het gebied van de
productie van televisiespots.
Het indertijd in samenwerking met de Bond
van Adverteerders en de VEA vastgestelde
uniforme contract voor de vervaardiging
van televisiecommercials bleek in de prac-
tijk goed te voldoen en werd derhalve an
dermaal verlengd. Daarentegen waren er
verscheidene grieven ten aanzien van de
samenwerking met de bureaux en deze leid
den er toe dat door de VEA overeenkom
stig het verzoek van de Televisie Commis
sie in het laatste kwartaal van 1967 een
rondschrijven aan de erkende bureaux
werd gericht met adviezen die de goede
gang van zaken bij het werken tussen er
kende bureaux en erkende filmproducen
ten op dit gecompliceerde terrein zouden
moeten bevorderen. De resultaten hiervan
waren per het einde van het jaar nog niet
bekend.
Verder werd overleg gepleegd met de
STER en zijn regelingen getroffen met de
Buma, de Stemra en de Arbeidsinspectie,
teneinde de vele klippen die dit nieuwe
medium vertoont, steeds zoveel mogelijk te
kunnen omzeilen. Van de resultaten van de
verschillende démarches werd steeds per
circulaire mededeling gedaan aan de be-