Volgens de beschikbare gegevens waren per het einde van het verslagjaar meer dan 50 korte films, 40 televisiefilms en 250 televisiecommercials in voorbereiding. BEKRONINGEN Bezwaar geplaatst en er liepen nog 2 aan vragen voor een dusdanige plaatsing. Per het einde van het verslagjaar bedroeg het aantal leden-producenten aldus 45 en het aantal leden-filmfabrikanten bleef ge handhaafd op 12. Volgens gegevens van het Ministerie van C.R.M, is in 1967 met 107 films aan 51 internationale filmfestivals en andere eve nementen deelgenomen, waarbij in totaal 11 prijzen of eervolle vermeldingen zijn ver worven. De Staatsprijs voor de Filmkunst, die ter gelegenheid van de Filmweek in Arnhem werd uitgereikt, viel ten deel aan Peter Creutzberg voor zijn film „Corsow", terwijl de Van der Rijn-prijs werd toege kend aan Joan van der Keuken voor zijn film „Herman Slobbe" en aan Jan Boon voor zijn film „Incident". De Zilveren Roos, die in Arnhem dit jaar werd toege kend voor het meest oorspronkelijke came rawerk, ging naar Gerard van den Bergh. Verder behaalde Bert Haanstra met zijn film „De stem van het water" een zilveren medaille tijdens het internationale filmfesti val in Moskou, de eerste prijs voor docu mentaires tijdens het internationale filmfes tival in Cork. Hij kreeg ook de grote prijs voor 1967 van Interfilm voor de totaliteit van zijn werk. Mundofilms behaalde met haar film „Ele menten trotseren elementen" prijzen op festivals in Brussel, in Montreal en in Rome, terwijl Carillon Films N.V. met de film „Holland terra fertilis" de eerste prijs verwierf op het zevende Internationale In- dustrieële Filmfestival in Lissabon. De Jaarprijs van het Genootschap voor Reclame ging naar John Rosinga's Telefund Holland voor de Peter Stuyvesant-film „New York". HET LEDENTAL Het aantal leden steeg in 1967 met één, doordat twee nieuwe productiebedrijven werden toegelaten, te weten Cartouche Filmproductie N.V. en M. M. Chanowski Productions N.V., en één productiezaak het lidmaatschap beëindigde. Dit betrof één van de oudste leden-filmproducenten, na melijk Otto van Neijenhoff, die na ruim 40 jaar activiteiten op dit gebied, zijn ca mera erbij neerlegde. Op deze plaats wen sen wij hem nogmaals gaarne een langdu rige en welverdiende rustperiode toe. Er waren per het einde van het verslagjaar 14 filmproductiezaken op de Lijst van Geen VOORUITZICHTEN Voor de productie van korte films heeft het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk op zijn begroting voor 1968 wederom een hoger bedrag ge plaatst dan in 1967, te weten ƒ850.000 tegen 800.000,In dit bedrag is weder om 100.000,begrepen voor de produc tie van films op de gebieden van genoemd Ministerie en andere uitgaven. Voor het Productiefonds voor Nederlandse Films is de subsidie voor 1968 verhoogd met 50.000,—, te weten van 1.075.000,— tot 1.125.000,Verder moet op deze plaats gewag worden gemaakt van de mededeling van de Minister van C.R.M., dat de verma» kelijkheidsbelasting per 1 januari 1969 zal worden opgeheven. Uiteraard is van deze mededeling door het gehele film- en bios coopbedrijf met veel genoegen kennisgeno men. Het valt slechts te betreuren, dat daar tegenover staat een aangekondigde sterke stijging van de omzetbelasting volgens het systeem van belasting over de toegevoerde waarde (B.T.W.). Van Bondswege is er bij de betrokken instanties op aangedrongen het voorbeeld te volgen van de ons omrin gende E.E.G.-landen, die de film op dit gebied tezamen met de pers en de televisie in een uitzonderingspositie hebben geplaatst, waardoor de omzetbelasting voor ons be drijf niet zou stijgen. De resultaten van deze poging worden met belangstelling tege- moetgezien. Wat de verdere vooruitzichten betreft, moet in de eerste plaats worden vastgesteld dat de televisiereclame naar alle waarschijnlijk heid een steeds groeiend arbeidsterrein zal opleveren, waarbij in de niet te verre toe komst geheel op kleuren zal worden over geschakeld. Zoals reeds eerder werd opge merkt, is het van belang dat, nu ruim een jaar practijkervaring is opgedaan, een drachtig wordt gestreefd naar stabilisatie op dit terrein, in welk geval men zich ge- Bond de nodige gegevens vermeld, zodat heel op de kwaliteit zal kunnen concentre ren. Op het gebied van de overige opdracht- films ligt in ons land vergeleken met de omringende landen, nog een groot terrein braak waaraan in het komende jaar spe-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1967 | | pagina 67