Afdeling Amsterdam
ciale aandacht zal worden besteed. Daar
naast blijft het wenselijk dat ook de Afde-
lingsleden attent blijven op de mogelijkheid
van het vervaardigen van subsidiefilms,
aangezien de jongere filmers tot dusverre
niet in staat zijn gebleken om het vlagver
toon dat de Afdelingsleden in het verleden
door middel van deze films over de gehele
wereld een grote reputatie heeft bezorgd, te
continueren.
Tenslotte zal in het komende jaar de her
structurering van de Bond zijn beslag moe
ten krijgen, hetgeen voor de Afdeling van
bijzonder belang kan zijn, omdat in de
nieuwe opzet van de organisatie er voor de
Afdeling een veel betere plaats is inge
ruimd dan tot dusverre het geval was. Het
Bestuur is dan ook voornemens om in de
eerste maanden van het nieuwe jaar over
deze materie nader overleg met de leden
vergadering te plegen.
Resumerende kan worden gesteld, dat het
komende jaar gunstige perspectieven biedt.
L. Claassen, Administrateur.
Met voldoening mag werden geconstateerd,
dat in het verslagjaar zich geen verdere
sluitingen van buurtbioscopen voordeden,
ondanks de omstandigheid, dat het bioscoop
bezoek in de hoofdstad wederom met 5,8%
verminderde, ten opzichte van het jaar daar
voor en zonder dat het bestuur erin kon
slagen met B W der gemeente tot een in
het vorig jaarverslag beoogde overbruggings
regeling ten behoeve van de noodlijdende
buurtzaken te geraken.
De besprekingen met de Wethouder van
Financiën en zijn ambtenaren lieten het
bestuur in dit opzicht geen illusies. Gelukkig
heeft de mededeling van Minister Marga
Klompé aan de volksvertegenwoordiging, dat
de regering voornemens is de vermakelijk-
heidsbelasting op de bioscopen met ingang
van 1 januari 1969 af te schaffen, bij de
Amsterdamse bioscoopondernemers de hoop
doen herleven op enig soelaas in de nabije
toekomst.
De protesten van het gemeentebestuur tegen
het regeringsvoornemen tot afschaffing der
vermakelijkheidsbelasting konden bij ons
slechts verwondering wekken, gezien het feit,
dat hetzelfde bestuur ons bij een beroep op
meer billijkheid naar de regering verwees.
In de ledenvergaderingen van 24 februari
en 10 april vormde de kwestie van de voor
zitterskeuze, ontstaan door het aftreden van
de heer Joh. Miedema, een uitvoerig punt
van bespreking, naast de overige candidatu-
ren in het Hoofdbestuur, ontstaan door het
besluit van de heren C. S'. Roem, Vice-
Voorzitter en R. Uges, Secretaris, om hun
zetels ter beschikking te stellen.
Hoewel onze afdeling zich, evenals de mees
te exploitanten-afdelingen, bij meerderheid
van stemmen uitsprak voor de candidatuur
van de heer J. Nijland voor het Bondsvoor
zitterschap boven die van de andere candi-
daten, bleken tegen die candidatuur bij de
filmverhuurders en enige Hoofdbestuursle
den zodanige bezwaren te bestaan, dat de
heer Nijland besloot zich terug te trekken,
indien hij niet op een voldoende brede basis
zou kunnen rekenen.
Ook over de overige candidaten kon men
het niet eens worden, weshalve van de zijde
van de Afdelingsraad, gesteund door de
Bedrijfsafdeling Filmverhuurders, bij het
Hoofdbestuur een verzoek werd ingediend
om aan de ledenvergadering een voorstel
van orde te doen om de vacature in het
Voorzitterschap voorlopig onvervuld te laten.
Na juridisch advies te hebben ingewonnen,
besloot het Hoofdbestuur een voorstel in
deze geest op de agenda van de jaarvergade
ring te plaatsen. Hiertegen opperden enige
leden onzer afdeling wel bedenkingen van
juridische en practische aard, doch deze
werden door de overige leden in de afde
lingsvergadering niet onderschreven.
De uitslag van de stemming over het desbe
treffende voorstel van orde in de Bondsjaar
vergadering leverde een grote meerderheid
op voor dit voorstel. Het Hoofdbestuur
benoemde daarna de Bondsdirecteur, de heer
J. G. J. Bosman, tot Waarnemend Voorzitter,
op grond van artikel 19 der Statuten.
Onze afdeling stelde zich, gelijk de andere
afdelingen, achter de candidatuur van de
heren M. Gerschtanowitz, J. Smulders en
P. J. Ooms voor de vervulling van de vaca
tures -R. Uges, -C. S. Roem en -P. J. Ooms.
De jaarlijkse ledenvergadering herbenoemde
de periodiek aftredende Bestuursleden, W.
F. Dubbeldeman, Voorzitter en W. K. G.
van Royen, Vice-Voorzitter, in hun respec
tieve functies. De gebruikelijke jaarstukken
werden onder dankzegging aan de Secre
taris en de Penningmeester goedgekeurd.
De overige voorstellen van het Hoofdbestuur
aan de jaarlijkse ledenvergadering van de
Bond leverden weinig stof tot discussie. De
69