F.I.A.P.F. Op 21 februari 1969 kwam de Fédération Internationale des Associations de Pro- ducteurs de Films te Parijs in jaarvergadering bijeen. De vertegenwoordiger van de Belgische producentenorganisatie behartigde op die vergadering tevens de belan gen van onze organisatie. In de plaats van de overleden vice-president de heer H. Deutschmeister (Frankrijk) benoemde de vergadering de heer F. Cristaldi (Italië). In de vergadering van de internationale producentenorganisatie kwamen onder meer als vraagstukken aan de orde de vrije circulatie van films conform de UNES- CO-resolutie van 1968, de voorwaarden waaronder films ter beschikking worden gesteld van de filmarchieven en de consequenties van de Stockholm-conferentie van 1967, waarbij de Bernereonventie was gewijzigd. In een op 21 juni te San Sebastian gehouden vergadering van het bestuur, hetwelk bepaalde bevoegdheden van de algemene vergadering bezit, werd de aftredende president, de heer R. Clark (Engeland) in die funktie opgevolgd door de heer E. Tenoudji (Frankrijk). C.I.C.E. Op 12 februari vond een vergadering plaats van het Comité de 1'Industrie Cinéma- tographique Européenne, hetwelk in het bijzonder de produktie- en distributie- belangen in de E.E.G. behartigt. De vergadering werd van Bondswege bijgewoond door de heer J. G. J. Bosman. In deze vergadering kwam het beleid van de E.E.G. ter sprake met betrekking tot de tenuitvoerlegging door middel van richtlijnen van de algemene programma's, waarbij de beperkingen die in de E.E.G.-landen bestaan ten aanzien van het verrichten van diensten, de vestiging van bedrijven en het vrije verkeer van werknemers in het filmbedrijf, worden opgeheven. Het C.I.C.E. werd op 13 februari in audiëntie ontvangen door het lid van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, de heer G. Colonna di Paliano, die is belast met industriële zaken. Tijdens deze audiëntie werd vanwege het C.I.C.E. algehele af schaffing bepleit van exceptionele belastingheffingen op het filmbedrijf in de E.E.G. en in het bijzonder een harmonisatie van de B.T.W.-tarieven. Ook het vraagstuk van de relatie tussen televisie en filmbedrijf werd ter sprake gebracht. Op 17 oktober vergaderde het C.I.C.E. te Milaan. De Nederlandse organisatie was wederom vertegenwoordigd door de heer Bosman. Het C.I.C.E. stelde een aantal urgentiepunten vast die ter kennis zouden worden gebracht van de E.E.G.-autori- teiten te Brussel. Onder andere zal een harmonisatie worden bepleit van de B.T.W.- tarieven voor de bioscopen in de lid-staten volgens het beginsel van de meest- begunstigingsclausule. Ook werd het gewenst geoordeeld te komen tot betere ver houdingen tussen filmbedrijf en televisie, waarbij mede het vraagstuk van de uit zending door de televisie van films die tot het bioscooprepertoire behoren, onder de loep zou moeten worden genomen. U.E.S.C. De Union Européenne du Spectacle Cinématographique, die de belangen behar tigt van de bioscoopexploitatie in de E.E.G., kwam op 17 oktober te Milaan bijeen voor een conferentie met het C.I.C.E., waarbij een aantal gemeenschappelijke problemen werd besproken. Van de zijde van de Bond was bij die conferentie aan wezig de Bondsvoorzitter, de heer J. G. J. Bosman. E.E.G. De filmwetgeving van de Europese Economische Gemeenschappen vloeit voort uit het streven, neergelegd in het Verdrag van Rome, om de belemmeringen terzake van het vrije verkeer van personen, diensten en kapitaal te verwijderen en een

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1969 | | pagina 16