van bondswege van bioscoopbonnen en de medewerking aan de Arnhemse film-
weken. De coüectieve reclamecampagne die enige jaren geleden is gevoerd mag
nog wel nawerking hebben in het gebruik van het motto „Samen naar de film
ja, gezellig!" en in het roosembleem, doch kan overigens als afgesloten worden
beschouwd.
Het zal gewenst zijn door middel van research het terrein opnieuw te verkennen.
De uitkomsten daarvan zullen niet alleen nuttige aanwijzingen voor de leden kun
nen inhouden ten aanzien van de bedrijfsvoering van hun zaken, doch tevens een
antwoord kunnen geven op de vraag, of nieuwe collectieve maatregelen dienen te
worden getroffen en zo ja, in welke richting men het dan moet zoeken. In dit op
zicht kan de Stichting Stimuleringsfonds voor het Film- en Bioscoopwezen nuttig
werk verrichten. Deze stichting heeft ten doel het ontplooien en het bevorderen
van stimulerende aktiviteiten ten behoeve van het Nederlandse Film- en Bios
coopwezen, in hoofdzaak door het beschikbaar stellen van gelden die voor dit
doel bevorderlijk kunnen zijn. Zij beschikt over een fonds van 1.100.000,
hetwelk krachtens subsidie van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maat
schappelijk Werk is verkregen. In het Stichtingsbestuur is het Rijk vertegenwoor
digd door Dr. J. Hulsker, directeur-generaal van Culturele Zaken van het Minis
terie van C.R.M. Omtrent de aanwijzing van een tweede vertegenwoordiger van
het Rijk in het bestuur zal de minister zich nog beraden. Voor de Bond hebben in
het Stichtingsbestuur zitting de heren J. G. J. Bosman, G. J. H. Dujardin en J.
Nijland. De werkzaamheid van de persdienst heeft zich in het afgelopen jaar weer
uitgestrekt tot verschillende terreinen. De dienst is intensief betrokken geweest bij
de Internationale Filmweek Arnhem 1969. Er was een uitgebreid contact met pers,
televisie en radio. De persberichten werden uitgebreid met wekelijkse gegevens
omtrent landelijke en plaatselijke filmpremières, alsmede daarop aansluitende
prolongaties. Bovendien werd de pers voorzien van documentatie omtrent nieuwe
films.
De bioscoopbon, die wordt uitgegeven in waarden van 3,en 6,heeft ook
in 1969 een nagenoeg constante afzet behouden.
TELEViSIE
De tendens der laatste jaren van geleidelijk afnemende stijging van het aantal te
levisietoestellen in ons land heeft zich in 1969 niet voortgezet. Het aantal toes
tellen is gestegen van 2.717.416 op 1 januari 1969 tot 2.938.815 op 1 januari
1970, dat is met 221.399 toestellen. Het jaar daarvoor bedroeg die stijging
158.254. De kleurentelevisie levert een impuls op voor nieuwe investeringen
van de zijde van het publiek, hetgeen zeker gedurende een bepaalde aanloopperio
de weer consequenties heeft, zowel ten aanzien van het bestedingspatroon als ten
opzichte van de televisiebelangstelling der betrokkenen. Nieuwe ontwikkelingen
die zich in de toekomst kunnen voordoen zijn het zogenaamde Centraal Antenne
Systeem, waarvan de, overigens kostbare, invoering in ons land door een wijziging
van de telegraaf- en telefoonwet mogelijk is geworden, en de televisiecassette. Af
gezien van aspecten van andere aard zijn het in de eerste plaats de auteursrechte
lijke kanten van genoemde systemen, die de aandacht vragen. Met name komt het
erop aan te voorkomen, dat de exploitatie van C.A.S. en televisiecassette zal lei
den tot een onrechtmatige doorkruising van filmauteursrechten, welke onze leden
toekomen.
De overeenkomst tussen de Bond aan de ene kant en de N.O.S. en de omroep-