scoopexploitanten over 1968 vastgesteld. Dit had uiteraard betrekking op het tijdvak na 1 oktober, op welke datum de gewijzig de Statuten van kracht werden, waarin de vorming van deze bedrijfsafdeling was voorgeschreven. Voorts werden de rekening en verantwoording over 1968 en de begro ting van ontvangsten en uitgaven van de bedrijfsafdeling voor 1969 vastgesteld. Er werd in 1969 niet voorzien in periodieke bestuursvacatures, omdat de benoemingen die terzake in 1968 hadden plaats gevon den, krachtens de overgangsbepalingen ook voor 1969 golden. In de vergadering van de Exploitantenraad van 27 mei werd tevens de agenda behan deld van de jaarlijkse vergadering van de Bondsraad, die op 3 juni zou worden ge houden. De verschillende agendapunten gaven in het algemeen weinig aanleiding tot discussie. Uitvoeriger werd stil gestaan bij de voordracht van het Hoofdbestuur ter zake van de benoeming tot Bondsvoorzit ter van de heer J. G. J. Bosman, Bonds directeur en tevens waarnemend Bonds voorzitter. Enige leden van de Exploitan tenraad oefenden dienaangaande kritiek uit op het Hoofdbestuur. Deze kritiek had geen betrekking op de gedane keuze, doch richtte zich tegen de door het Hoofdbe stuur gevolgde gedragslijn. De betrokkenen waren van oordeel, dat het Hoofdbestuur de afdelingen vóór de indiening van de voordracht meer gelegenheid had behoren te bieden om zich uit te spreken over de wijze, waarop in het Bondsvoorzitterschap diende te worden voorzien. Naar hun op vatting bestond hiervoor met name aanlei ding met het oog op de omstandigheid, dat volgens de nieuwe statutaire bepalingen de Bondsraad in tegenstelling met de vroe gere situatie, toen de Bondsvoorzitter uitsluitend kon worden benoemd uit de be- drijfsgenoten, geheel vrij is in zijn keuze en dus ook een niet-bedrijfsgenoot kan be noemen. Zij stelden zich op het standpunt, dat de Exploitantenraad onder de gegeven omstandigheden moeilijk meer gebruik kon maken van zijn bevoegdheid om ook ten aanzien van het Bondsvoorzitterschap een niet-bindende aanbeveling aan de Bonds raad te doen. Bij de behandeling van het bewuste agendapunt in de Bondsraad is van de zijde van het Hoofdbestuur toegezegd, dat in de toekomst met de geopperde be zwaren rekening zal worden gehouden. De voordracht van het Hoofdbestuur inzake de benoeming van de heer Bosman tot Bonds voorzitter werd, evenals de overige door het Hoofdbestuur ingediende voorstellen, door de Bondsraad aangenomen in zijn vergadering van 3 juni. De derde vergadering van de Exploitanten raad op 24 november was in hoofdzaak ge wijd aan de vijf voorstellen die het Hoofd bestuur bij de Bondsraad aanhangig had gemaakt. Het Hoofdbestuur had voorstel len ingediend tot prolongatie van het Re glement Filmvertoning, tot prolongatie van het Reglement Programmering, tot prolon gatie van het Reglement op de Filmrappor- ten, tot vaststelling van een nieuw Regle ment op de Recette-administratie ter ver vanging van het Reglement Recette-con trole en tot wijziging van het Aanvullings reglement Bondsvoorwaarden. De afdelin gen van bioscoopexploitanten, die aan deze voorstellen zeer veel aandacht hadden be steed, hadden hun zienswijze dienaangaan de ter kennis gebracht van de Exploitan tenraad. Met de voorstellen tot prolongatie voor 1970 van het Reglement Filmverto ning en het Reglement Programmering kon de Exploitantenraad zich verenigen. Deze voorstellen heeft de Bondsraad in zijn ver gadering van 16 december aanvaard. Veel bezwaren bleken er te bestaan tegen de voorgestelde verlenging van het Regle ment op de Filmrapporten. Bij de behan deling in de raad bleek echter, dat het Hoofdbestuur in overweging had het voor stel van de agenda van de Bondsraad af te voeren, indien de uitkomsten van een on derzoek naar de praktijk van het stelsel der filmrapporten daartoe aanleiding gaven. In derdaad heeft het Hoofdbestuur dit voor stel ingetrokken, zodat het Reglement op de Filmrapporten op 31 december van het ver slagjaar is geëxpireerd. Het voorstel inzake een nieuw Reglement op de Recette-administratie werd uitvoerig behandeld. Het nieuwe reglement diende niet alleen tot remplacering van het be staande Reglement Recette-controle, dcch beoogde in het bijzonder nadere regelen te geven met betrekking tot de toegangsbewij zen voor bioscopen bij afschaffing in ons land van de vermakelijkheidsbelasting op bioscoopvoorstellingen. De verstrekking van gemeentewege van entreekaarten zou dan komen te vervallen, in verband waar mede het Hoofdbestuur het uit een oog punt van controle en statistiek wenselijk oordeelde tot een Bondsregeling terzake te komen, zodanig, dat na de belastingafschaf fing uitsluitend entreekaarten zouden wor den gebruikt die door een of meer door het Hoofdbestuur aan te wijzen drukkerijen worden geleverd. Bovendien hield het ont worpen reglement een aantal voorschriften in op het gebied van de recette-administra tie. Hoewel de Exploitantenraad zich met

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1969 | | pagina 65