de strekking van het reglement kon vereni gen, was hij de opvatting toegedaan, dat zekere bepalingen verder gingen dan ter verwezenlijking van het door het Hoofdbe stuur gestelde doel noodzakelijk moest wor den geoordeeld. De Exploitantenraad dien de tenslotte een zevental amendementen op het voorstel in. Deze amendementen wer den door het Hoofdbestuur van een gun stig pre-advies voorzien. Het voorstel van het Hoofdbestuur werd in de vergadering van de Bondsraad van 16 december aan genomen met inbegrip van de amenderin gen die daarin door de Exploitantenraad waren aangebracht. Daar de afschaffing van de vermakelijkheidsbelasting op bio scoopvoorstellingen niet op het door de re gering beoogde tijdstip van 1 januari 1970 heeft plaatsgevonden, is het tijdstip van in werkingtreding van het Reglement op de Recette-administratie derhalve voorlopig nog onzeker. De Exploitantenraad heeft zeer veel aan dacht geschonken aan het voorstel van het Hoofdbestuur tot wijziging van het Aan vullingsreglement Bondsvoorwaarden. Aan dit voorstel moest bijzondere betekenis wor den toegekend, omdat hiermede werd tege moetgekomen aan een wens die vooral bij de exploitanten van kleinere en middelgro te bioscopen leefde. Zij stelden zich op het standpunt, dat de bepaling van artikel 11 B sub b van het Aanvullingsreglement Bondsvoorwaarden, volgens hetwelk de filmverhuurders 15% van de door hen uit te brengen nieuwe hoofdfilms boven het reglementaire filmhuurmaximum mogen verhuren, te hunnen opzichte ongunstiger werkte dan voor exploitanten van grotere theaters. Laatstbedoelden betalen weliswaar aanvankelijk eveneens hoge filmhuren voor de desbetreffende categorie van films, doch kunnen door prolongatiemogelijkheden ge leidelijk op een lager niveau komen. Deze prolongatiemogelijkheden hebben kleinere zaken doorgaans nu eenmaal niet. Welis waar was voor de zaken met een netto recette van niet meer dan 100.000,een maximum filmhuur van 60 vastgesteld bij toepassing van genoemde reglementaire exceptiebepaling, doch dat percentage gaf in dit opzicht onvoldoende soelaas. Er be stond bij de Exploitantenraad daarom veel voldoening over het feit, dat het overleg in het Hoofdbestuur tussen bioscoopexploitan ten en filmverhuurders had geleid tot over eenstemming omtrent een wijziging van ar tikel 11 B sub b van het Aanvullingsregle ment Bondsvoorwaarden, waardoor ten be hoeve van de zaken met een bruto-jaar- omzet van minder dan Va van de ge middelde landelijke bruto-jaarrecette over de laatste drie jaren bij toepassing van die uitzonderingsbepaling de filmhuur niet meer zou mogen bedragen dan 50 De Exploitantenraad besloot na ampele be handeling drie amendementen op het des betreffende Hoofdbestuursvoorstel in te die nen. Een amendement op artikel 7 van het Aanvullingsreglement Bondsvoorwaarden had tot strekking een exceptie toe te voe gen aan de bestaande uitzonderingen op het verbod tot afsluiting van vertonings overeenkomsten vóór de bedrijfsvoorstel- ling. De nieuwe exceptie kwam hierop neer, dat het verbod ook niet van toepas sing zou zijn, indien de vertoningsovereen komst betreft de premièreweek in Neder land van een buitenlandse film en de pre mièrevertoning tevens is de vertoning in wereldpremière of in Europese première. Het amendement werd door het Hoofd bestuur van een gunstig pre-advies voor zien. Belangrijk was vooral een amendement op artikel 10 A, waarmede de Exploitanten raad als een soort beginselverklaring wilde aangeven, dat de auteursprijs van de film verhuurder te allen tijde in een in procen ten uitgedrukt aandeel van de omzet moet zijn vastgesteld, hoe de overeenkomst ook verder moge luiden. Dit amendement werd door het Hoofdbestuur eveneens van een gunstig pre-advies voorzien. Tenslotte diende de raad een amendement in op artikel 10 B, volgens hetwelk de ver huurder bij leveranties aan kleinere en middelgrote bioscopen ter dekking van zijn kosten aan vracht, materiaal e.d. uitzonde- ringsgewijze garanties kan bedingen van 40,respectievelijk 60,De raad was van oordeel, dat, indien een filmverhuurder gedurende een vertoningsweek een aantal hoofdfilms aan een bioscoop levert, de ga rantiesom niet per film dient te worden be rekend, omdat de verhuurder dan immers zelf met de mogelijkheid van lagere op brengsten per film rekening houdt. In dat geval zou de garantie naar de opvatting van de raad moeten gelden voor de gehele ver toningsweek en moeten worden bepaald door het aantal hoofdfilms te vermenigvul digen met 40,respectievelijk 60, Het Hoofdbestuur was van oordeel, dat dit amendement gezien het uitgangspunt van de bepaling in kwestie te ver ging en ont raadde aanneming ervan. De Bondsraad heeft het voorstel van het Hoofdbestuur tot wijziging van het Aan vullingsreglement Bondsvoorwaarden in zijn vergadering van 16 december aanvaard, zulks inclusief de amendementen van de

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1969 | | pagina 66