Exploitantenraad en de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders die door het Hoofdbestuur van een gunstig pre-advies waren voorzien. Het Bestuur van de Bedrijfsafdeling Bio scoopexploitanten had op 10 februari een bespreking met de leden-werkgevers in de Sociale Commissie voor het Bioscoopbe drijf naar aanleiding van de in die commis sie bereikte overeenstemming omtrent de afsluiting van een nieuwe CA.O. De be staande C.A.O. zou op 30 juni aflopen, doch mede in verband met het feit, dat de door de regering toegestane huurverhoging op 1 april van kracht zou worden, stelde de Sociale Commissie voor de nieuwe C.A.O. te doen ingaan op 1 april. In deze nieuwe C.A.O. was voorzien in een loons verhoging van 6V/2%. Overigens bleef de tekst ongewijzigd. Voorts stelde de Sociale Commissie voor de leden-bioscoopexploi- tanten te adviseren het personeel in volle dige dienstbetrekking over de maanden ja nuari, februari en maart een duurtetoeslag te verlenen van 25,per maand. Met deze voorstellen van de Sociale Commissie stemde het bestuur in. Bij het overleg het welk hierna werd gepleegd, bleek ook de Exploitantenraad zich hiermede te kunnen verenigen. Het Hoofdbestuur heeft conform het advies van de Exploitantenraad een nieuwe C.A.O. met de vakbonden afgeslo ten en wel per 1 april. Ook heeft het Hoofdbestuur het advies inzake de ver strekking van een duurtetoeslag laten uit gaan overeenkomstig het voorstel dienaan gaande van de Sociale Commissie. In zijn vergadering van 5 mei heeft het be stuur zijn standpunt bepaald met betrek king tot een aanvrage tot vestiging van een autobioscoop te Drouwen in Drente. Het Bestuur was op zichzelf niet gekant tegen de vestiging van een autobioscoop in ons land, al deed zich de vraag voor, of in ver band met de introductie van dit nieuwe medium niet een aanpassing van de regle menten dient plaats te hebben. Overigens huldigde het bestuur de opinie, dat ten aanzien van de te vestigen autobiosccop zodanige eisen dienen te worden gesteld als met het oog op de functionering van derge lijke bioscopen in het buitenland noodzake lijk is te achten. Het Bestuur heeft zijn standpunt ter kennis gebracht van de Com missie Nieuwe Zaken, welke commissie voor de aangevraagde autobioscoop na een uitvoerig onderzoek ook omtrent de buitenlandse situatie toestemming heeft verleend. Op 24 november is het bestuur tenslotte bijeengekomen ter voorbehandeling van de agenda van de Exploitantenraad die op die zelfde datum werd gehouden. ALGEMEEN Bij het overzien van de ontwikkeling van de bioscoopexploitatie in ons land in 1969 moet worden geconcludeerd, dat onze bio scopen opnieuw minder frequent zijn be zocht. De teruggang van het bioscoopbe zoek bedroeg ten opzichte van 1968 10%. Deze teruggang weerspiegelde zich ook in de bruto-recettes, zij het, dat onder invloed van de entreeprijsverhogingen die in ver band met de invoering van de B.T.W. heb ben plaatsgevonden, de daling van het lan delijke totaal ten opzichte van 1968 tot 1,1% beperkt bleef. Een daling van de totale netto-recettes werd gelukkig voor komen door de tegemoetkoming van 10.000.000,— die door het Rijk aan de bioscopen werd verleend in verband met het uitstel van de afschaffing der vermake- lijkheidsbelasting op bioscoopvoorstellin gen. Het gunstige effect van deze injectie werd echter ten dele teniet gedaan door de B.T.W. Het aantal ingeschreven bioscopen ver toonde in 1969 eveneens een voortgezette daling. Dit aantal daalde van 452 tot 434 zaken. Voor een zeer belangrijk deel moet dit worden toegeschreven aan de sluiting van bioscopen in kleinere provincieplaat sen. Het is een verontrustend verschijnsel, dat het aantal plaatsen zonder bioscoopves tiging aldus weer verder is toegenomen. Dit verschijnsel, hetwelk zeker nadere be studering verdient, heeft een ongunstige in vloed op de bioscoopbelangstelling in het algemeen, omdat er aldus een ontwenning aan het bioscoopbezoek is bij een steeds groter wordend deel van het publiek, dat wil zeggen ook bij de in die plaatsen wo nende jongeren, die elders de kern van onze bezoekers vormen. De verzwakte economische positie van de kleinere provincietheaters komt onder meer tot uiting bij vergelijking van de recette-tota- len der bioscopen, deel uitmakende van de vier afdelingen. De totale bruto-omzet van de bioscopen in de Afdeling A maakte in 1968 44,2% uit van de totale Nederlandse omzet. In 1969 is dit percentage gestegen tot 44,6. Het omzetaandeel van de Afde ling B steeg van 33,4% in 1968 tot 34,1 in 1969. Daarentegen daalde het omzetaan deel van de Afdeling C van 15,8% in 1968 tot 15,4% in 1969. Deze daling manifes teerde zich in het bijzonder bij de Afdeling D, waarin de kleine provincietheaters in hoofdzaak zijn verenigd. Het aandeel van deze afdeling daalde van 6,6% in 1968 tot 5,9% in 1969. Een verheugend aspekt is de renovatie van

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1969 | | pagina 67