Bedrijfsafdeling Filmverhuurders
een aantal bioscopen, waaronder ook be
langrijke premièretheaters. Wil onze be
drijfstak in het geheel der ontspannings-
middelen niet achterop geraken, dan zal
een vernieuwingsproces op den duur nood
zakelijk zijn. Dit proces zal zich overigens
ook in andere opzichten kunnen manifes
teren, waarbij kan worden gedacht aan een
frisse en moderne aanpak van de bedrijfs
voering in het algemeen. Hier doen zich
ongetwijfeld mogelijkheden voor, die door
research en uitwisseling van ervaringen en
gedachten kunnen worden bevorderd.
J. Th. van Taalingen, secretaris
ALGEMEEN
De wijziging van het Aanvullingsreglement
Bondsvoorwaarden, zoals die op 16 decem
ber 1969 door de Bondsraad is vastgesteld,
heeft gedemonstreerd, dat filmverhuurders
en bioscoopexploitanten ook onder de huidi
ge moeilijke omstandigheden in staat zijn
begrip voor eikaars wensen en verlangens
op te brengen.
Men heeft tegenstellingen, die op het precai
re punt van de leveringsvoorwaarden be
stonden, weten te overbruggen en daarmede
een eensgezindheid betoond, die in andere
bedrijfstakken wel eens ontbreekt.
Daarmede wil niet gezegd zijn, dat de wijzi
gingen, die in het Aanvullingsreglement
Bondsvoorwaarden zijn gekomen, van bij
zondere ingrijpende aard zijn. Wel zijn door
de betoonde wil tot samenwerking perspec
tieven geopend voor de oplossing van ande
re vraagstukken, die een oplossing op korte
termijn vereisen, zoals bijvoorbeeld het
transport van films.
De daling van het aantal bioscoopbezoekers
heeft zich in het verslagjaar voortgezet. Ook
de recettes hebben zich niet gehandhaafd,
hoewel het gemiddelde filmhuurpercentage
een weinig is gestegen.
Uiteraard zijn de filmverhuurkantoren in
het verslagjaar ook weer geconfronteerd
met een aanzienlijke stijging van hun
kosten, veroorzaakt door de invoering van
de B.T.W., verhoging van personeelslasten,
hogere tarieven van betiteling, hogere
prijzen van publiciteitsmateriaal en druk
werk, maar vooral door de stijging van de
inkoopprijzen. Speciaal het gemiddelde van
de aan het buitenland betaalde minimum
garantiebedragen is omhoog gegaan. Rela
tief is ook het percentage kleurenfilms van
de totale filmimport gestegen, hetgeen de
post copiekosten heeft verzwaard.
Als wij de activiteiten van de filialen der
buitenlandse productiemaatschappijen bui
ten beschouwing laten, dan blijkt welis
waar het aantal op percentagebasis met ga
rantie gekochte films van 108 tot 103 te zijn
verminderd, maar dat is gepaard gegaan
met een stijging van de gemiddelde garantie
som met 11,4%. Daarentegen nam het aan
tal tegen vaste prijs ingekochte films met
5 toe. Het aantal op licentiebasis zonder
garantie gekochte films zakte van 76 tot 27.
Vooral dit laatste cijfer demonstreert hoe
veel harder de buitenlandse producenten en
verkopers zijn geworden. Daartegenover
staat, dat het gemiddelde filmhuurpercenta
ge relatief iets is gestegen.
FILMAANBOD
Het totale filmaanbod is in het verslagjaar
gedaald van 430 in 1968 tot 388 hoofdfilms
in 1969. Het aantal ingevoerde hoofdfilms
daalde van 411 tot 372 (in 1967: 383; in
1966: 389; in 1965: 353; in 1964: 358; in
1963: 385; in 1962: 396; in 1961: 416; in
1960: 399; in 1959: 454. Bovendien
werden er 5 (het jaar daarvoor 4) Neder
landse hoofdfilms op de markt gebracht en
11 (15) oude hoofdfilms, die in het verslag
jaar opnieuw in roulatie kwamen.
Het aantal ingevoerde Amerikaanse hoofd
films steeg van 131 tot 138, maar het aantal
Europese daalde van 280 tot 234.
De invoer uit Engeland daalde van 69 naar
46, uit Frankrijk van 63 naar 56 en uit Ita
lië van 67 naar 53. De Duitse invoer
daarentegen steeg van 34 naar 39 films. Uit
diverse andere landen kwamen nog 40
films.
De filialen van de Amerikaanse productie
maatschappijen voerden gezamenlijk in 126
hoofdfilms tegen 156 in 1968, waarvan 82
(84) van Amerikaanse en 44 (72) van Eu
ropese oorsprong. De overige filmverhuur
ders importeerden 246 hoofdfilms (in 1968
255), waarvan 190 (208) van Europese en
56 (47) van Amerikaanse oorsprong.
De hegemonie van de kleurenfilm heeft zich
in het verslagjaar gehandhaafd. Het aantal
kleurenfilms daalde weliswaar van 345 tot
319, maar het percentage van de totale in
voer steeg van 84% tot 85 Van de
kleurenfilms kwamen er 122 (in 1963: 118)
uit Amerika en 197 (227) uit Europese
landen.
Onder de 110 (137) films van het Cinemas
cope-formaat en andere grote formaten
waren er zes (4) van de breedte van 70mm.