gevolg van een accoord tussen de centrale werkgevers- en werknemersorganisaties,
oorspronkelijk tot stand gekomen bij de oplossing van het arbeidsconflict in het
Rotterdamse havenbedrijf met betrekking tot de koppelbazen. Verder eisten de
werknemersleden een verhoging van de lonen per 1 november met 3,15
Het gelukte in deze eerste bijeenkomst niet tot overeenstemming te komen. De in
zichten van de werkgeversleden weken sterk af van die van de werknemersleden.
Toen het overleg op 3 november werd voortgezet, was het inmiddels bekend ge
worden, dat in verreweg de meeste bedrijfstakken tot uitbetaling van 400,of
een lager bedrag was overgegaan en dat ook de regering besloten had het over
heidspersoneel een extra uitkering van 400,toe te kennen.
Gezien enerzijds de precaire positie van vele bioscoopondernemingen en anderzijds
het feit, dat ook het bioscooppersoneel geconfronteerd wordt met een stijging van
de kosten van het levensonderhoud heeft de Sociale Commissie aan de beide con
tractspartners geadviseerd aan de werknemers, die vanaf 1 april 1970 of eerder in
dienst waren een extra uitkering van 200,toe te kennen, waarvan de helft te be
talen in de maand november 1970 en de andere helft in de maand januari 1971.
Verder adviseerde de Sociale Commissie om ter uitvoering van de bijsturingsclau
sule der CA.O. de lonen met ingang van 1 december met 2 te verhogen.
Conform deze adviezen is de aanvullende overeenkomst tussen de Bioscoopbond
(in overleg met de Exploitantenraad) en de beide vakbonden tot stand gekomen.
De Sociale Commissie heeft advies uitgebracht aan de Directeur-Generaal van de
Arbeid over de uitvoering van artikel 4 sub 2 van het Werktijdenbesluit voor Bio
scopen. Geadviseerd werd de sinds 1963 gevolgde gedragslijn aan te houden, dat
wil zeggen aan de bioscoopondernemers, die dat aanvragen, ontheffing te verlenen
van de verplichting om hun werknemers dertien vrije zondagen per jaar te geven.
Het advies was gebaseerd op de schaarste aan vakbekwaam personeel.
De Sociale Commissie voor het Bioscoopbedrijf bestond uit de heren: W. F. Dub-
beldeman, voorzitter; C. van Liere, H. Miedema en Drs. C. A. Voskuil, vertegen
woordigers van de Bioscoopbond; J. J. van der Veer en H. J. P. Michielsen, ver
tegenwoordigers van de Katholieke Bond van Personeel in de Agrarische, Voe-
dings- en Genotmiddelenbedrijven A.V.G.; L. H. Röttger en H. P. J. v. d. Hilst,
vertegenwoordigers van de Algemene Bond Mercurius en H. W. Hagenberg, Secre
taris.
BEDRIJFSPENSIOENFONDS
In de bestuursvergadering van 1 oktober is het jaarverslag over 1969 vastgesteld.
Uit dit verslag bleek, dat het fonds aan premie heeft ontvangen 1.185.275,en
aan opbrengst van de beleggingen 771.653,totaal dus 1.956.928,Aan uit
keringen werd betaald 264.381,Voor pensioenaanspraken werd gereserveerd
1.103.114,De premiereserve bedroeg op 31 december 1969 ruim
11.490.000,—.
Op 31 december 1969 bedroeg het aantal personen, aan wie ouderdomspensioen
werd uitgekeerd 363. Verder genoten 119 weduwen en 31 wezen pensioen.
Dank zij de gunstige opbrengsten kon besloten worden de onvoorwaardelijke
pensioenaanspraken per 1 januari 1967, 1 januari 1968, 1 januari 1969 en 1 ja
nuari 1970 met 3 te verhogen. Dit betekent, dat ook de maximaal te verlenen
aanvulling viermaal met 3 is verhoogd.
De kas voor aanvullend pensioen heeft zich in 1969 volgens de verwachting ont
wikkeld. Derhalve is besloten ook in 1971 de maximale aanvullingen (waarin dus
de vier verhogingen zijn verwerkt) uit te keren.