sprokene in de vergadering van de Exploi- tantenraad naar bevind van zaken te han delen. Als uitvloeisel van de besprekingen over het voorgaande onderwerp, kwam de wen selijkheid naar voren om het Hoofdbestuur te adviseren om met behulp van het be staande Stimuleringsfonds te geraken tot een wetenschappelijk marktonderzoek, dat de bioscoopondernemers recente gegevens zou moeten opleveren, die zij bij hun be drijfsvoering kunnen hanteren. Deze kwes tie is schriftelijk ter kennis van het Hoofd bestuur gebracht en tegen het einde van het verslagjaar waren er tekenen, die erop wezen dat in de gewenste richting stappen werden ondernomen. Een volgend agendapunt werd gevormd door de vraag of het bestaande Reglement op de Reclame al dan niet gehandhaafd diende te worden. De vergadering was het er spoedig over eens, dat dit reglement zeker voor de kleinere plaatsen van veel belang moet worden geacht, gezien de be scherming die ervan uitgaat en het preven tieve karakter van de inhoud van het re glement. Het werd dan ook wenselijk ge oordeeld om dit reglement ongewijzigd te handhaven. Bij een latere behandeling in het Hoofdbestuur is dit gebeurd. Op het stuk van het gebruik van kleine ad vertentiematrijzen kon door het Bestuur worden gerapporteerd, dat het Bestuur van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders op zijn aanvankelijke afwijzing is teruggekomen en dat het zijn leden heeft geadviseerd een proef te nemen met dit speciale adverten tiemateriaal. Ter vergadering en later per circulaire is er door het Bestuur op aange drongen van de geboden nieuwe mogelijk heid gebruik te maken, omdat langs deze weg een gelegenheid is geschapen om bin nen het bestaande reclamebudget de fre quentie van het adverteren enigszins op te voeren. De buitengewone ledenvergadering van 30 november was geheel gewijd aan de voor stellen die door het Hoofdbestuur aan hangig waren gemaakt bij de Bondsraad, die op 14 december bijeen zou komen. Het ging hier om: a. vaststelling van een gewijzigd Regle ment Filmvertoning; b. vaststelling van een gewijzigd Regle ment Programmering; c. wijziging van het Reglement van de Be drijfsafdeling Bioscoopexploitanten d. intrekking van het Minimum-Prijzen- reglement en het Prijsbeschermingre- glement; e. vaststelling van een nieuw Reglement Reductieprijzen. Als gevolg van de geringe belangstelling die er merkwaardigerwijze voor deze be langrijke vergadering bestond, bleven de discussies beperkt tot de hoofdzaken en werd aan het Bestuur overgelaten de ver schillende voorstellen naar beste weten in de vergadering van de Exploitantenraad, respectievelijk de Bondsraad, te behande len. Voor een meer gedetailleerde verslag geving moge worden verwezen naar het Bondsjaarverslag over 1970. Door het Bestuur werd nog medegedeeld, dat de afronding van het rentabiliteitson- derzoek, dat door gebrek aan gegevens be perkt zou moeten blijven tot de hoogste re cette-categorieën binnen de Afdeling, was vertraagd, zodat het eindrapport van de Bondsaccountantsdienst niet voor het be gin van het volgende jaar verwacht kan worden. Tenslotte dient onder dit hoofdstuk nog te worden gememoreerd, dat als uitvloeisel van het besprokene in de ledenvergade ringen, in het laatste kwartaal aan het Hoofdbestuur in overweging is gegeven de mogelijkheid te bezien om, met het oog op te verwachten algemene prijsstijgingen per 1 januari 1971 bij de overheid gedaan te krijgen, dat de entreeprijzen met een be paald landelijk percentage, gekoppeld aan een uniforme afronding, verhoogd mogen worden. Individuele aanvragen om toe stemming tot prijsverhoging zouden in dat geval achterwege kunnen blijven. IN MEMORIAM Er heerste grote verslagenheid toen op 22 november bekend werd, dat op die datum de heer M. J. W. Peters uit Venlo, die in het vorige verslagjaar om gezondheidsrede nen vele van zijn Bondsfuncties had moe ten neerleggen, toch nog onverwacht was overleden. De talrijke verdiensten en de grote populariteit van de overledene kwa men wel zeer duidelijk tot uitdrukking in de enorme belangstelling die zijn begrafe nis op 25 november van de zijde van de bedrijfsgenoten ondervond. Onder andere het vrijwel voltallige Afdelingsbestuur be vond zich onder de velen die hem naar zijn laatste rustplaats begeleidden. Moge hij na een zeer werkzaam leven in vrede rusten. ALGEMEEN Per het einde van het verslagjaar was het aantal Afdelingsleden gedaald van 81 tot

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1970 | | pagina 84