Hoofdbestuursarbeid In dit hoofdstuk is een overzicht gegeven van de arbeid van het Hoofdbestuur in het jaar 1971, voorzover daaraan niet reeds aandacht is besteed in voorgaande hoofdstukken. Behoudens met de aanpassing van het reglementaire bestel aan de zich immer wijzigende omstandigheden heeft het Hoofdbestuur zich beziggehouden met de vele problemen die nu eenmaal aan het medium film zijn gebonden. Het is deze veelheid van problemen die speciale complicaties bij de bedrijfsuitoefening in deze sector oplevert en bijgevolg de werkzaamheid in deze alle bedrijfstakken in de filmbranche omvattende organisatie beïnvloedt. Van de leden van het Hoofdbestuur waren in 1971 aan de beurt van aftreden de heren C. J. Blad, G. J. H. Dujardin en P. J. N. R. Ooms. Zij werden in de op 15 juni gehouden jaarlijkse vergadering van de Bondsraad herbenoemd. Het Hoofd bestuur bleef derhalve als volgt samengesteld: J. G. J. Bosman, Voorzitter, C. J. Blad, G. J. H. Dujardin, M. Gerschtanowitz, J. Nijland, P. J. N. R. Ooms, Mr. H. B. F. J. A. Peters, B. J. Schimmel, J. P. M. A. Smulders en J. van Willigen. De heren Bosman, Nijland en Smulders vormden wederom in hun respectieve func ties van Bondsvoorzitter, voorzitter van de Bedrijfsafdeling Bioscoopexploitanten en voorzitter van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders, qualitate qua het Presidium. Het Hoofdbestuur kwam in 1971 elf maal bijeen (dertien vergaderingen in 1970). Het Presidium vergaderde dertien keer (in 1970 veertien keer). VASTSTELLING EN HERZIENING VAN REGLEMENTEN Het Hoofdbestuur heeft in 1971 enige voorstellen bij de Bondsraad ingediend tot vaststelling van reglementen. Deze voorstellen betreffen de prolongatie van het Reglement Filmvertoning, een herziening van het Algemeen Bedrijfsreglement, de vaststelling van een nieuw Reglement op de Technische Commissie en een grondige wijziging van het Filmbeursreglement. De voorstellen in kwestie zullen in het volgende puntsgewijze worden behandeld. a. Reglement Filmvertoning In zijn vergadering van 14 december 1970 had de Bondsraad een gewijzigd Regle ment Filmvertoning vastgesteld, waarmede nadere voorschriften werden gegeven met betrekking tot het aantal in een speelweek te vertonen hoofdfilms. Zo werd een algemene exceptiebepaling geïntroduceerd, krachtens welke iedere bioscoopexploi tant de vrijheid werd gegeven om gedurende vijf door hemzelf te bepalen weken per jaar elke vorm van programmering vast te stellen die hij gewenst vindt. Het reglementair toegestane aantal hoofdfilms werd bepaald op drie per vertoningsweek. Daarnaast werden de bestaande uitzonderingen voor het vertonen van extra films in ochtend-, middag- en nachtvoorstellingen boven het reglementaire aantal verruimd. Aan de leden-bioscoopexploitanten van de Afdeling D werd voorts nog de bevoegd heid toegekend om onder bepaalde omstandigheden op een van de weekavonden twee hoofdfilms in gescheiden voorstellingen te vertonen, zulks als een exceptie op de algemene regel, dat per avond slechts één hoofdfilm mag worden vertoond. In zeer speciale gevallen zal het Hoofdbestuur de exceptie ten behoeve van de leden van de Afdeling D ook kunnen verlenen aan leden van de Afdeling C. Het nieuwe reglement werd voorlopig voor de tijd van een jaar vastgesteld teneinde aan de hand van de in dat jaar opgedane praktijk de verdere gedragslijn uit te stippelen. In de loop van 1971 stelde het Hoofdbestuur vast, dat de in het reglement opgeno-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1971 | | pagina 30