Bedrijfsafdeling Bioscoopexploitanten INLEIDING De daling van het aantal bioscopen in ons land blijft verontrustend, te meer daar zich ook dit jaar onder de 21 opgeheven bio scopen toch weer een zestal bioscopen be vond, gevestigd in gemeenten als Amster dam, Rotterdam, 's-Gravenhage en Haar lem. Hoopgevend was het daarentegen, dat ook in 1971 een tweetal nieuwe bioscopen in kleine plaatsen werd gevestigd, terwijl te vens plannen waren ingediend voor de ves tiging van een drietal bioscopen in gemeen ten als Maastricht en Leeuwarden. Deze plannen getuigen immers wel van vertrou wen in de toekomst. Het aantal ingeschreven bioscopen daalde van 411 naar 392. Ondanks het wegvallen van een aantal za ken met hun bezoekers nam het bioscoop bezoek in het afgelopen jaar voor het eerst weer met enige procenten toe. als gevolg waarvan ook de bruto-recettes in verheu gende mate stegen. Deze verbetering liep bijna geheel parallel met de afschaffing der vermakelijkheidsbelasting per 1 februari. Al deze factoren verschaften het bioscoop bedrijf wat meer armslag. Met betrekking tot de bezoekstijging zal men zich wel moe ten realiseren, dat deze voor een groot deel op rekening moet worden gesteld van een aantal succesvolle Nederlandse speelfilms. Ook de afschaffing van de vermakelijk heidsbelasting betekende niet zo maar zui vere winst. Deze maatregel werd genomen omdat men zich ervan bewust was, dat het bioscoopbedrijf niet deze belasting èn de drastisch verhoogde omzetbelasting, thans genaamd B.T.W., zou kunnen dragen. De B.T.W. is in 1971 toegenomen en zal in de komende jaren zeker nog aanzienlijk stijgen, zoals dat ook het geval is met de loonpost en de gemiddeld betaalde filmhuur die met bijna 2,9 toenam, ofwel met 1 van het aandeel in de totale recette. De totale bruto-omzet van de bioscopen in de Afdeling A daalde in 1971 van 44,8 naar 42,4 van de gehele Nederlandse bio- scoopomzet. De omzetaandelen van de bio scopen in de overige drie afdelingen namen alle toe en wel in de Afdeling B van 34,5 tot 36.3 in 1971, in de Afdeling C van 15,1 naar 15,5 en in de Afdeling D van 5.6 tot 5,8. ALGEMEEN In het verslagjaar werden vijf bestuurs- gaderingen gehouden. De Exploitantenraad kwam vier maal in vergadering bijeen en wel op 22 maart, 2 juni, 23 augustus en 29 november. De heer J. Nijland, die periodiek aftredend was, werd bij enkele kandidaatstelling her benoemd als voorzitter van de Bedrijfs afdeling Bioscoopexploitanten. De periodiek aftredende bestuursleden C. J. Blad en R. Nassette werden ook bij enkele kandidaat stelling herbenoemd. De samenstelling van het bestuur bleef daardoor ongewijzigd als volgt: J. Nijland, Voorzitter; H. Miedema, Vice-Voorzitter; R. Nassette, Penningmees ter; C. J. Blad en C. Geerts, leden. In de plaats van de heer L. van Domme len, die tussentijds was afgetreden als be stuurslid van de Afdeling B, deed als lid in de Exploitantenraad zijn intrede het nieuw benoemde bestuurslid dezer afdeling, de heer J. van Dommelen. De raad betuigde de heer L. van Dommelen dank voor de tijdens zijn lidmaatschap bewezen diensten. De Exploitantenraad bestond na deze wijzi ging medio juni 1971 uit de volgende leden: J. Nijland, Voorzitter; C. J. Blad, M. Gerschtanowitz, Mr. P. A. Meerburg, M. S. Schaap en J. Ph. Swanink, vertegenwoordi gers van de Afdeling A; J. van Dommelen, R. Nassette, L. van Praag, F. H. W. Wey- schedé en Drs. J. Ph. Wolf f, vertegenwoor digers van de Afdeling B; H. Miedema, F. A. van Opbergen, G. Schepel en J. van Wil ligen, vertegenwoordigers van de Afdeling C; P. N. Brouwer, C. Geerts en H. Holman, vertegenwoordigers van de Afdeling D. Als gedelegeerden in de Bondsraad als bedoeld in artikel 37 van het Reglement van de Bedrijfsafdeling Bioscoopexploitanten bleven in het verslagjaar in functie de heren I. Keizer (A), W. F. Dubbeldeman (B), Drs. C. A. Voskuil (C) en S. Spanjaart (D). Deze leden zijn geen lid van de Raad, doch hebben als zodanig wel het recht om de vergaderingen van genoemd college bij te wonen. Aangezien de heer J. Th. van Taalingen we gens zijn benoeming tot Bondsdirecteur de functie van Secretaris van de Bedrijfsafde ling reglementair niet kon blijven vervullen, kondigde de Voorzitter in de jaarvergade ring van de Raad op 2 juni diens aftreden aan onder dankzegging voor de vele en be langrijke diensten de Raad sedert zijn instel ling bewezen. Op aanbeveling van het Bestuur wees de Bondsdirecteur ingevolge het bepaalde in artikel 5 van het Afdelingsreglement, mede in overleg met het Hoofdbestuur, de heer

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1971 | | pagina 58