bruto-recette 2,634 afgetrokken, zodat de filmverhuurder in feite aan filmhuur 29,69% ontvangt, hetgeen met het oorspronkelijke omzetbelastingsysteem een nadelig verschil van 1,76 uitmaakt. Bij filmverhuurpercentages boven 32Vi wordt de situatie nog ongunstiger. Bij 50 bijvoorbeeld is het verschil 2,07 Deze feiten hebben ertoe geleid, dat het Af delingsbestuur nadat de ledenvergadering ter zake haar standpunt had bepaald, zich op 8 november tot het Hoofdbestuur heeft ge wend met het dringend verzoek een herzie ning van de filmhuurberekening in overwe ging te nemen. Het Hoofdbestuur heeft de zaak in studie genomen, maar was bij het einde van het verslagjaar nog niet tot enige conclusie gekomen. B.T.W. EN BEDRIJFSMIDDELEN Bij de invoering van de B.T.W. is er over eenkomstig een advies van de belastingcon sulent van de Bond aan de leden-filmver- huurders medegedeeld, dat filmkopieën niet beschouwd konden worden als bedrijfsmid delen, zodat de daarvoor betaalde B.T.W. volledig aftrekbaar zou zijn. Daartegenover namen enige belastinginspecteurs het stand punt in, dat filmkopieeën wel als bedrijfs middelen moesten worden beschouwd en daarvoor kon de betaalde B.T.W. slechts ten dele (aanvankelijk 30 later meer) worden afgetrokken van het totale omzetbedrag waarvoor B.T.W. verschuldigd is. Verzet daartegen mocht niet baten want de Staats secretaris van Financiën heeft tenslotte een besluit genomen, overeenkomstig het door bedoelde inspecteurs ingenomen standpunt. Wij blijven dit standpunt onbillijk vinden. Elke kopie blijft steeds eigendom van de licentiegever, al moet de verhuurder ook de volle som van het afdrukken der kopie be talen. Bovendien is het roulement van verre weg de meeste kopieën beperkt tot een jaar of minder. Er is dus alle reden om film kopieën als grondstof of verpakkingsmate riaal (van de licentierechten) te beschouwen en dus de daarop betaalde B.T.W. volledig aftrekbaar te maken. EEN NIEUW LID-FILMVERHUURDER Het Afdelingsbestuur heeft een afwijzend standpunt ingenomen ten opzichte van de aanvrage van de N.V. Filmmaatschappij Amsterdam, waarvan de heerB. J. Schimmel tot directeur was benoemd, om toestemming te verkrijgen voor de exploitatie van een nieuw filmverhuurkantoor. Desondanks heeft de Commissie Nieuwe Zaken de ver eiste toestemming verleend. FILMIMPORT Aan het Hoofdbestuur heeft het Afdelings bestuur afwijzend geadviseerd ten opzichte van een aanvrage van een niet-lid tot plaat sing op de Lijst van Geen bezwaar met het oog op zijn voornemen om als filmimpor- teur zaken te doen met leden-filmverhuur- ders. TWEEDE MONOPOLE EN RE-ISSUEBESLUIT Op voorstel van het Bestuur heeft de leden vergadering van 22 november besloten het Afdelingsbesluit inzake Tweede Monopole en Re-issue Rechten, dat van kracht was tot 16 maart 1972, met twee jaar te verlen gen. Het besluit beoogt een bescherming van de houder van de eerste monopole- rechten gedurende een bepaalde tijd en on der beperkende voorwaarden met het doel excessen op concurrentiegebied tegen te gaan. FILMAANBOD Het totale filmaanbod is gedaald van 387 hoofdfilms in 1970 tot 349 in 1971. Het aantal ingevoerde hoofdfilms daalde van 358 tot 324 (in 1969: 372; in 1968: 411; in 1967 383; in 1966: 389; in 1965: 353; in 1964 358; in 1963: 385; in 1962: 396; in 1961 416). Bovendien verschenen er 4 (het jaar daar voor 5) Nederlandse hoofdfilms. Daarbij kwamen nog 21 (24) oude hoofdfilms, die in het verslagjaar opnieuw in roulatie wer den gebracht. Het aantal uit Frankrijk ingevoerde hoofd films daalde van 51 naar 34, die uit Italië van 57 naar 44, uit Duitsland van 43 naar 33. Het aantal uit Engeland afkomstige films steeg van 61 naar 62. Uit overige lan den, behalve U.S.A., daalde de invoer van 33 naar 30 hoofdfilms. Het totaal aantal ingevoerde Amerikaanse films steeg van 113 naar 121, maar het aantal Europese films daalde van 245 tot 203. De filialen der Amerikaanse produktiemaat- schappijen voerden gezamenlijk 108 hoofd films in (tegen 98 in 1970), waarvan 69 (62) van Amerikaanse en 39 (36) van Europese oorsprong. Nog steeds neemt het gebruik van kleuren films relatief toe. In het verslagjaar ver minderde het aantal kleurenfilms weliswaar van 331 naar 318, maar het percentage kleu-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1971 | | pagina 65