Afdeling A
stuur aanhangig werd gemaakt, in grote lij
nen is weergegeven.
De inhoud van dit stuk komt erop neer, dat
in totaal op 23 aanvragen tot plaatsing op
de Lijst van Geen Bezwaar door het Hoofd
bestuur gunstig is beslist, terwijl in 15 an
dere gevallen reeds door het Afdelingsbe
stuur negatief op een aanvrage is gerea
geerd. In de loop van de jaren zijn 5 bedrij
ven om verschillende redenen van de Lijst
afgevoerd en zijn 6 ondernemingen lid ge
worden. Het hoogste aantal bedrijven dat in
enig jaar op de Lijst van Geen Bezwaar
heeft gestaan, was 14 en wel in 1967.
VOORUITZICHTEN
De gang van zaken op het gebied van de
Nederlandse speelfilmproduktie en de plan
nen die er voor de naaste toekomst bestaan,
geven ditmaal reden voor een gematigd op
timisme. Ten aanzien van de commerciële
opdrachtfilms, waaronder ook de TV-spots,
kan dit echter niet worden gezegd, hoewel
ook hier het getij zou kunnen keren, bijvoor
beeld indien tijdig de nodige bakens ver
zet kunnen worden. Dit laatste was trou
wens reeds gedurende het verslagjaar merk
baar, met dien verstande dat verscheidene
leden de ontwikkelingen op audio-visueel
gebied en speciaal de educatieve kanten
daarvan, zorgvuldig in het oog hielden en
een deel van hun activiteiten duidelijk naar
die richting gingen verplaatsen.
De door het Hoofdbestuur in 1969 benoem
de Studiecommissie die voorstellen zou moe
ten doen ter verbetering van de situatie op
het gebied van de produktie van lange en
korte films, kwam in 1971 gereed met een
interimrapport inzake de hoofdfilmproduk-
tie, welk rapport aan het Hoofdbestuur is
aangeboden. Per het einde van het verslag
jaar was de behandeling van dit rapport
door het Hoofdbestuur nog niet voltooid.
De commissie is inmiddels voortgegaan met
haar studie op het terrein van de korte films.
Voor het eerst heeft de overheid op zijn
begroting voor 1972 de subsidieposten voor
korte en lange films niet verhoogd.
De post bestemd voor het Productiefonds
werd gehandhaafd op 1.640.000,en die
voor korte films op 1.325.000,Voor wat
betreft dit laatste heeft echter de Tweede
Kamer bij de begrotingsbehandeling boven
dien nog een spaak in het wiel gestoken,
door op genoemd bedrag niet minder dan
350.000,te korten ten behoeve van an
dere activiteiten buiten het filmterrein. Over
deze merkwaardige gang van zaken is spe
ciaal in de kringen van de makers van korte
films grote beroering ontstaan.
Uit het vorenstaande moge zijn gebleken,
dat in het verslagjaar veel werk is verzet,
zonder nochtans tot onmiddellijke resultaten
te zijn gekomen. Er zal naar gestreefd moe
ten worden in het komende jaar verschillen
de zaken af te ronden, waarvoor een zo
eendrachtig mogelijke samenwerking tussen
de gezamenlijke leden meer dan ooit gebo
den zal zijn. L. Claassen, Secretaris.
INLEIDING
Hoewel het bioscoopbezoek in de gemeente
Amsterdam in het verslagjaar nog te wen
sen overliet (het verminderde met 0,9 ten
opzichte van 1970), ondanks de Nederlandse
rolprenten, die vooral in het tweede halfjaar
grote belangstelling trokken, vertoonde het
in de drie grote steden die onder onze afde
ling ressorteren, gezamenlijk toch een ver
heugende progressie ('s-Gravenhage
1.6 en Rotterdam 7.3 De bruto
recettes stegen in alle drie gemeenten, zoals
trouwens overal elders in het land met nog
opmerkelijker cijfers en de netto-recettes na
men nog iets meer toe, tengevolge van de
algehele afschaffing der vermakelijkheidsbe-
lasting per 1 februari.
Wij zijn ons ervan bewust, dat één zwaluw
nog geen zomer maakt, doch als de tekenen
ons niet bedriegen zijn wij geneigd de toe
komst met wat meer vertrouwen tegemoet
te treden dan de laatste jaren het geval was,
vooral nu de verstikkende druk van de ver-
makelijkheidsbelasting is weggenomen.
ALGEMEEN
Er werden vier bestuurs- en drie ledenver
gaderingen gehouden.
De jaarvergadering vond plaats op 1 juni,
de twee buitengewone vergaderingen op 26
augustus en 19 november.
In de jaarvergadering werden de periodiek
aftredende bestuursleden C. J. Blad, Mr. P.
A. Meerburg en J. Ph. Swanink bij enkele
kandidaatstelling herkozen. De periodiek af
tredende gedelegeerde uit de afdeling in de
Bondsraad werd eveneens herbenoemd.
De heer J. Th. van Taalingen, die wegens
zijn benoeming tot Bondsdirecteur het secre
tariaat der afdeling ingevolge het bepaalde
in artikel 5 van het Reglement van de Be
drijfsafdeling Bioscoopexploitanten niet lan-