In de categorie van gemeenten met 20.000- 50.000 inwoners, waarin zich veel biosco pen uit onze Afdeling bevinden, waren de stijgingen het grootst, te weten voor wat het bezoek betreft 12,3 en voor de bruto- recette 24%! Het aandeel van onze Afdeling in het to tale bioscoopbezoek beliep in dit verslag jaar 16% tegen 15,4% in 1970. De feite lijke vooruitgang was echter ruim 10 na melijk een stijging van 3,7 miljoen bezoe kers naar 4,1 miljoen in 1971. Ons aandeel in de bruto-recettes vormde 15,5 van het totaal tegen 15 in 1970. De feitelijke vooruitgang was hier niet min der dan 17%, namelijk een bruto-recette van 13,7 miljoen tegen 11,6 miljoen in 1970. Het zou te ver voeren om deze opmerke lijke stijging, die ruim boven de landelijke 13,9 ligt, op deze plaats nader te gaan analyseren. Mogelijk kan dit bij een andere gelegenheid geschieden. De Afdelingsleden kunnen aan de hand van het vorenstaande bezien in hoeverre zij met hun individuele bedrijfsresultaten onder of boven het Afde lingsgemiddelde zijn gebleven. De objectiviteit gebiedt ons aan deze opti mistische geluiden toe te voegen, dat ook in het afgelopen verslagjaar de kosten weer sterk zijn gestegen, zodat de gesignaleerde vooruitgang allerminst betekent, dat er re gelrecht sprake zou zijn geweest van een aanzienlijke verbetering van het uiteindelij ke rendement der individuele bedrijven. Hoe dan ook er is reden voor gematigd op timisme en het komende jaar zal moeten uitwijzen of de opgetreden kentering in gunstige zin een blijvende zaak is. BESTUUR Gedurende het verslagjaar was het Bestuur samengesteld uit de heren H. Miedema, Voorzitter; C. van Liere, Penningmeester; F. A. van Opbergen, G. Schepel en J. van Willigen. Als Secretaris fungeerde ook dit jaar de heer L. Claassen. Als gedelegeerde in de Bondsraad trad op Drs. C. A. Voskuil. Het Bestuur kwam in 1971 5 maal in ver gadering bijeen, onder andere ter voorbe reiding van de beide ledenvergaderingen, waarover elders in dit verslag wordt ge rapporteerd. Verder werd in 1971 in een aantal vergaderingen beraadslaagd over de interpretatie van de resultaten van het over het jaar 1968 per enquête ingestelde econo mische onderzoek binnen de Afdeling. Gerapporteerd moet worden, dat helaas slechts 33 van de Afdelingsleden mede werking aan deze belangrijke enquête ver leende, hetgeen mogelijk een niet geheel re presentatief beeld van de toenmalige situa tie tot gevolg heeft gehad. Dat het tot be gin 1971 heeft moeten duren voordat een eindrapportering kon worden samengesteld, was eveneens voor een groot deel het ge volg van het moeizaam binnenkomen van het gevraagde cijfermateriaal. Ondanks dit alles waren de resultaten van dit onderzoek belangwekkend, in zoverre dat werd bevestigd, dat het in 1968 met het rendement van de bij het onderzoek betrok ken bedrijven, over het algemeen slecht was gesteld. Er werden voorts merkwaardige verschillen geconstateerd in de overige in komsten en uitgaven tussen de bioscopen in de vier recette-categorieën die bij het on derzoek zijn gehanteerd. Zo bleek bijvoor beeld de opbrengst uit de consumptiever koop in de bioscopen met een omzet tot 75.000,per jaar aanzienlijk hoger te zijn, dan die in de overige categorieën, ter wijl voorts bleek, dat de gemiddelde film- huur der onderzochte bioscopen met 36,8 boven het landelijk gemiddelde lag. Daar werd verondersteld, dat het beeld van de jaren 1969 en 1970 relatief niet al te veel zou afwijken van dat van 1968, werd, me de gelet op de geringe response, afgezien van een enquête over die jaren. Wel is nog een onderzoek ingesteld naar de resultaten in de Afdeling van de volgens het Bondsjaarverslag 1970 meest succesvolle 20 films in dat jaar. Dit onderzoek waaraan de medewerking opnieuw beneden de ver wachtingen bleef (37%), leverde als resul taat op, dat een geheel andere volgorde van succes werd verkregen dan in de grote ste den, hetgeen overigens een niet onbekend verschijnsel is. Ook hier bleek weer, dat het gemiddelde filmhuurpercentage met 41,8 aan de hoge kant is. Zulks is duidelijk een gevolg van de geringe prolongatiemogelijk- heden in de provincie, hetgeen overigens het verschijnsel als zodanig niet minder on aangenaam maakt. Aan de leden werd als uitvloeisel van ge noemde enquêtes per circulaire d.d. 15 no vember een aantal wenken gegeven met be trekking tot een mogelijke verbetering van de omzetten, onder andere aangaande de hoogte van de entreeprijzen, de consumptie verkoop en de reclame. Aan het Presidium werd een onderhoud ge vraagd, teneinde het beschikbare cijferma teriaal en de daaruit voor de toekomst te trekken conclusies te kunnen bespreken. Dit gesprek kon niet meer voor het einde van het verslagjaar plaatsvinden. Het Bestuur hield zich ook bezig met een gecompliceerde advertentiekwestie tussen bioscoopondernemers in de plaatsen 's-Her-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1971 | | pagina 79