de besturen van de Bedrijfsafdeling Bioscoopexploitanten en de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders voor te leggen. Bij het daarop gevolgde beraad tussen deze besturen is gebleken, dat van de zijde van de bioscoopexploitanten begrip bestaat voor de bezwaren van filmverhuurderszijde met betrekking tot de hoogte van de aftrek. Na kennisneming van de wederzijdse standpunten en in overleg met de betrokken be sturen besloot het Hoofdbestuur in verband met de nadering van de datum van 1 januari 1973, op welke datum de B.T.W. zoals gezegd tot 16% zou worden ver hoogd, een spoedeisend voorstel bij de Bondsraad in te dienen. Dit voorstel beoogde de aftrek van omzetbelasting die ingevolge artikel 10 C van het Aanvullingsregle ment Bondsvoorwaarden mag plaatsvinden te vervangen door een wisselend aftrek percentage en wel volgens de destijds vastgestelde verdeelsleutel voor de verschillen de filmhuurpercentages, behorende bij een B.T.W.-tarief van 12%. Hiermede is het effect van de tussentijds opgetreden en nog te volgen stijging van de B.T.W. in ieder geval geëlimineerd. De Bondsraad nam het Hoofdbestuursvoorstel aan op 12 decem ber, in dier voege, dat de gewijzigde regeling in werking zou treden op 4 januari 1973. Voor de besluitvorming van de Bondsraad speelde een essentiële rol, dat het Hoofdbestuur en de besturen van de beide bedrijfsafdelingen zich deze herziening als een overgangsmaatregel voorstellen, in dier voege, dat uiterlijk in 1973 een nadere oplossing van het probleem behoort te worden gerealiseerd. Het overleg dien aangaande zou over enige maanden, nadat over een aantal punten die hierbij een rol spelen, meer zekerheid is verkregen, worden gecontinueerd. d. Reglement Filmvertoning Aan de leden-bioscoopexploitanten van de Afdeling D is in het Reglement Filmver toning de bevoegdheid toegekend om onder bepaalde omstandigheden op een van de twee weekendavonden twee hoofdfilms in gescheiden voorstellingen te vertonen, zulks als exceptie op de algemene regel, dat per avond slechts één hoofdfilm mag worden vertoond. In zeer speciale gevallen kan het Hoofdbestuur de exceptie ten behoeve van bioscopen der Afdeling D ook verlenen aan bioscopen van de Afdeling C, namelijk wanneer laatstbedoelde bioscopen alleen in een gemeente zijn gevestigd of deel uitmaken van afzonderlijk gelegen dorpskernen. De Exploitantenraad had de wens kenbaar gemaakt met het oog op de te verwachten vermindering van het aantal gemeenten en de daaruit voortvloeiende wijzigingen der gemeentegrenzen de mogelijkheid in het leven te roepen, dat, wanneer D-bioscopen daardoor tot de Afde ling A of de Afdeling B gaan behoren, het Hoofdbestuur dan evenals bij de Afdeling C reeds het geval is, een exceptie kan toestaan. Het Hoofdbestuur besloot aan deze wens tegemoet te komen door een desbetreffend voorstel bij de Bondsraad aan hangig te maken. Dit voorstel werd op 12 december door de Bondsraad aangenomen. e. Reglement op de Lijst van Geen Bezwaar Het Hoofdbestuur oordeelde het wenselijk het Reglement op de Lijst van Geen Bezwaar, hetwelk van vóór de oorlog dateert en sindsdien enige malen is gewijzigd, aan te passen. Afgezien van het stroomlijnen van de tekst dienden naar de mening van het Hoofdbestuur enige veranderingen van materiële aard te worden aange bracht. Deze veranderingen vloeien voort uit de ervaring die de laatste jaren met de reglementering in kwestie is opgedaan. Een desbetreffend Hoofdbestuursvoorstel tot vaststelling van een gewijzigd Reglement op de Lijst van Geen Bezwaar werd in de vergadering van de Bondsraad d.d. 20 juni na ampele discussie verworpen. De

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1972 | | pagina 48