BESTUURSWERKZAAMHEDEN Het Bestuur kwam gedurende het verslag jaar 12 maal in vergadering bijeen, waar van 8 maal in de nieuwe samenstelling als vermeld onder het hoofd ledenvergaderin gen. Het hield zich buiten de reeds genoem de bijeenkomsten en manifestaties, die uiter aard zeer veel aandacht eisten, bezig met talrijke bedrijfsproblemen, waaronder de voortdurende terugloop in de commerciële produktie als gevolg van de slechte econo mische gang van zaken in het bedrijfsleven, een belangrijk en steeds terugkerend onder werp van gesprek uitmaakte. Helaas kon het Bestuur de conjunctuur niet veranderen en moest het zich beperken tot het aftasten van een aantal mogelijkheden om bij de overheid en andere instanties begrip te vin den voor de noodzaak om de commerciële filmproduktie als basis voor het gehele film- produktiebedrijf in het totaal cultuurpa troon in stand te houden. Er is daarbij on der andere gedacht in de richting van een structuur- of branche-onderzoek gekoppeld aan de mogelijke toekomstige ontwikkelin gen van de bedrijfstak. Er werd gesproken met vertegenwoordigers van de desbetref fende afdeling van het Ministerie van Eco nomische Zaken en met andere deskundi gen. Op het terrein van de opdrachtfilm werd de aandacht grotendeels in beslag ge nomen door meergenoemd internationaal filmfestival en voor wat betreft de reclame films bleek helaas onvoldoende eensgezind heid te bestaan om grondige pogingen te kunnen ondernemen om alsnog tegen de aanwezige ongunstige stromingen te kunnen oproeien. Tegen het einde van het verslag jaar was op dit gebied hernieuwd overleg met de Bond van Adverteerders op gang gekomen. Er zijn voorts een aantal aanvra gen tot plaatsing op de Lijst van Geen Be zwaar behandeld; er werd met enige leden mondeling overleg gepleegd over algemene of speciale aangelegenheden en er zijn in leidende besprekingen gevoerd met de N.V.V.-Bond Mercurius over de mogelijke totstandkoming van een CAO voor het filmproduktiebedrijf. Over de verlenging van de CAO voor het laboratoriumbedrijf werd na uitvoerig Commissie-overleg over eenstemming bereikt. Naast dit alles speel den nog de nieuwe aktiviteiten van het Ge nootschap voor Reclame, verbandhoudende met de totstandkoming van de Nederland se Reclamestichting; de kontakten met de Engelse zusterorganisatie als voorloper van de toetreding van Engeland tot de EEG per 1 januari 1973; besprekingen aangaande de gewijzigde gang van zaken binnen de NBF, alsmede adviezen aan de Commissie Nieu we Zaken, betrekking hebbende op de toe lating van nieuwe leden en aan het Hoofd bestuur voor wat betreft de verwijzing van produktiebedrijven, die op de Lijst van Geen Bezwaar waren geplaatst naar het Bonds lidmaatschap. Ook aan verzekeringskwes ties werd de nodige tijd besteed, toen bleek, dat de houding van assuradeuren ten op zichte van negatiefschade was verscherpt. Al deze zaken vergden zo veel tijd en ener gie, dat een aantal lopende kwesties, waar onder regelingen op het gebied van nega tiefmateriaal en cassetterechten, auteurs rechten in het algemeen, de herziening van kontrakten, alsook de reeds zeer lang lo pende kwestie van het RVD-filmopdracht- contract, gedurende het verslagjaar niet konden worden afgewerkt. Daar kwam tegen het einde van het ver slagjaar nog bij, dat een achttiental produk tiebedrijven zich schriftelijk tot het Bestuur wendden met een hoeveelheid wensen en verlangens, terwijl zij zich tevens met een ander wensenpakket rechtstreeks tot het Hoofdbestuur richtten. Dit leverde een hoe veelheid organisatorische problemen op en doorkruiste bovendien een aantal werk zaamheden, waarmede' het Bestuur zich reeds bezighield. Bedoelde brieven konden wegens tijdgebrek in het verslagjaar niet meer in een ledenvergadering aan de orde komen, maar er werd in december wel aan gekondigd, dat dit in januari 1973 zou ge beuren. Tenslotte dient onder dit hoofdstuk nog te worden vermeld, dat de Afdelingssecretaris namens de Bond een tweetal internationale bijeenkomsten bijwoonde, te weten een ver gadering van de internationale producenten organisatie in Parijs, waarbij het ging om de problematiek op het gebied van de korte films en een vergadering van de Europese Film-technische Federatie in Hamburg. In deze laatste vergadering kwamen laborato ria- en studiokwesties ter sprake, alsmede het Europese probleem van de waterveront reiniging door filmlaboratoria. De vergade ring in Hamburg werd op uitnodiging van de Bond tevens bijgewoond door de heren W. E. Robert (N.V. Haghefilm) en E. Zwa- neveld (Cineco CV.). Laatstgenoemde hield zich op zeer verdienstelijke wijze speciaal bezig met de moeilijke kwestie der water verontreiniging en zijn denkbeelden vonden in het internationale gezelschap veel weer klank.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1972 | | pagina 74