Afdeling C
INLEIDING
De verbetering van de omzetten, die zich in
1971 manifesteerde, heeft zich in 1972
voortgezet, hoewel in aanzienlijk mindere
mate. De landelijke stijging van de bruto-
recette beliep 4,4% tegen 13,9% in 1971!
Voor onze afdeling was er echter slechts
sprake van een stijging met 1,8%, hetgeen
wil zeggen dat de totaal bruto-recette van
de bioscopen, behorend tot de Afdeling C,
stegen van 13,72 miljoen tot 13,97 miljoen
gulden. Het aandeel van de afdeling in de
totale bruto-recette daalde van 15,5 tot
15,2%.
Het bezoekcijfer geeft helaas een ongunstig
beeld te zien. Landelijk was er sprake van
een daling met 2,8 ten opzichte van 1971
en voor onze afdeling was dit 3,9 ofwel
een teruggang van 4,11 miljoen bezoekers
in 1971 tot 3,95 miljoen in 1972 (1970 was:
3,7 miljoen). Ten opzichte van het landelijk
bezoek daalde ons aandeel van 16% tot
15,9%.
Er was dus qua bezoek sprake van een lich
te inzinking volgend op een relatief sterke
stijging in 1971, hetgeen een bekend, maar
daarom niet minder onaangenaam, ver
schijnsel kan worden genoemd.
BESTUUR
Het Bestuur was gedurende het verslagjaar,
evenals in 1971, samengesteld uit de heren
H. Miedema, Voorzitter; C. van Liere, Pen
ningmeester; F. A. van Opbergen, G. Sche
pel en J. van Willigen. Als Secretaris trad
op de heer L. Claassen. Als gedelegeerde in
de Bondsraad fungeerde ook dit jaar Drs.
C. A. Voskuil.
In 1972 kwam het Bestuur slechts 2 maal in
vergadering bijeen, hoofdzakelijk ter voor
bereiding van ledenvergaderingen, die voor
afgingen aan vergaderingen van de Bonds
raad.
Op 26 januari voerde een delegatie uit het
Bestuur een gesprek met het presidium naar
aanleiding van de resultaten van het econo
misch onderzoek in een aantal bioscopen
van de Afdeling C, waarvan de resultaten in
1971 beschikbaar waren gekomen. Dit ge
sprek leverde geen concrete resultaten op
en het Bestuur ontwikkelde derhalve voor
stellen om te komen tot een verbetering van
het gemiddelde filmhuurpercentage binnen
de afdeling. Dit leidde er toe, dat op 21
juli, na overleg met de ledenvergadering,
een brief aan de Exploitantenraad werd ge
richt, waarin voorstellen waren vervat om
voor de vertoning van bijzondere films in
C-bioscopen het verhuurpercentage te kop
pelen aan de tijd. Dit wil zeggen, dat in
dien een film als bedoeld in Artikel UB sub
b van het Aanvullingsreglement Bondsvoor-
waarden pas lang na de premièredatum kan
worden geleverd, het verhuurpercentage
volgens een bepaald schema dienovereen
komstig verlaagd zou moeten worden.
Het Bestuur zowel als de ledenvergadering
beseften, dat het hier ging om een allerminst
eenvoudige materie en het behoeft dan ook
geen verwondering te wekken, dat geduren
de het verslagjaar er nog geen resultaten
werden geboekt, alhoewel de kwestie tegen
het einde van het jaar wel in de Exploitan
tenraad ter sprake is geweest.
Verder hield het Bestuur zich uitvoerig be
zig met de reeds langdurig van filmverhuur
ders zijde geuite wens om de bestaande
B.T.W.-aftrek-regeling te herzien. Dusdani
ge herziening, die op zichzelf niet onrede
lijk werd geacht, zou echter betekenen, dat
het aandeel van de exploitant in de recet
te met enige procenten zou teruglopen en
dit ontmoette begrijpelijkerwijze bij het Be
stuur zowel als bij de ledenvergadering gro
te bezwaren. Niettemin kwam tegen het ein
de van het verslagjaar via de Bondsraad
een voorlopige regeling tot stand.
LEDENVERGADERINGEN
Gedurende het verslagjaar zijn 3 ledenver
gaderingen gehouden met een gemiddeld be
zoek van circa 20 van de leden.
De jaarlijkse ledenvergadering vond plaats
op 31 mei en stond in het teken van de
voorstellen, die in de vergadering van de
Bondsraad, gehouden op 20 juni, aan de
orde zouden komen. De afdelings-jaarstuk
ken werden ongewijzigd goedgekeurd en de
periodiek aftredende bestuursleden, de he
ren F. A. van Opbergen, G. Schepel en J.
van Willigen zijn bij enkele kandidaatstel
ling herkozen. Hetzelfde geldt voor de gede
legeerde in de Bondsraad Drs. C. A. Vos
kuil.
De voorstellen aan de Bondsraad tot vast
stelling van de jaarstukken van de Bond,
alsmede tot wijziging van een aantal regle
menten ondervonden weinig bezwaren. Het
zelfde gold ten aanzien van het treffen van
speciale regelingen voor vernietiging van
filmkopieën. Details omtrent deze voorstel
len zijn opgenomen in de desbetreffende ru-