II INTERN-ORGANISATORISCHE AANGELEGENHEDEN Hoofdbestuur Bondsraad In 1975 waren de heren Mr. P. A. Meerburg, P. J. N. R. Ooms en P. Silvius aan de beurt van aftreden als leden van het Hoofdbestuur. In de jaarlijkse vergadering van de Bondsraad van 29 april werden zij herbenoemd voor een zittingsperiode van twee jaar. De voorzitters van de Bedrijfsafdeling Bioscoopexploitanten en de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders, respectievelijk de heren M. Gerschtanowitz en J. P. M. A. Smulders, die qualitate qua lid zijn van Hoofdbestuur en Presidium, legden hun actieve bedrij f sfuncties en bijgevolg hun functies in de bestuurscolleges neer. De heer Smulders werd in Hoofdbestuur en Presidium opgevolgd door de heer W. Hemelraad, de nieuwe voorzitter van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders. De heer Gerschtanowitz werd opgevolgd door de heer J. van Willigen, voorzitter van de Bedrijfsafdeling Bioscoopexploitanten. Aangezien de heer Van Willigen reeds lid was van het Hoofdbestuur, en daarvan nu qualitate qua ging deel uitmaken, ontstond er een tussentijdse vacature van lid-bioscoopexploitant in dit college, waarin door de Bondsraad, eveneens op 29 april, werd voorzien door de benoe ming van de heer R. H. Gerschtanowitz. Vanaf 30 april was het Hoofdbestuur samengesteld uit de heren J. Nijland, voorzitter, W. Hemelraad en J. van Willigen, leden van het Presidium, J. Arkenbout, G. F. de Clerck, R. H. Gerschtanowitz, Mr. P. A. Meerburg, P. J. N. R. Ooms, P. Silvius en Drs. J. Ph. Wolff. De heer Wolff is door het Hoofdbestuur op 3 juni benoemd tot Bondspenningmeester en volgde als zodanig de heer M. Gerschtanowitz op. Het Hoofdbestuur kwam in het verslagjaar 11 keer bijeen (10 keer in 1974) en het Presidium vergaderde eveneens 11 keer (evenals in 1974). De Bondsraad, die statutair de functie van algemene ledenvergadering vervult, kwam in 1975 eenmaal bijeen en wel voor de jaarlijkse vergadering, welke op 29 april plaatsvond in het Hilton Hotel te Amsterdam. In deze vergadering werden het jaarverslag over 1974 en de financiële stukken goedgekeurd. Ten behoeve van het Productiefonds voor Nederlandse Films werd een bijdrage over 1975 van ten hoogste 200.000,vastgesteld. Tevens werd besloten een bedrag van maximaal 500.000,tijdelijk beschikbaar te stellen ten behoeve van het renteloos verstrekken van leningen aan filmproducenten die bijdragen van het Productiefonds ontvangen, zulks op basis van garantiecontrac ten tussen filmverhuurder en bioscoopexploitanten. Evenals in 1974 werd een bedrag van 40.000,beschikbaar gesteld ten behoeve van het Fonds Kunst zinnige Films, hetwelk beoogt de import en vertoning te bevorderen van belang wekkende kunstzinnige films. Ook het contributievoorstel van het Hoofdbestuur werd aanvaard.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1975 | | pagina 43