TER INLEIDING Niet alleen in ons land, doch ook elders in Europa heeft het bioscoopbezoek in 1976 een dalende tendenz vertoond. Hoewel de statistieken van de meeste landen nog geen compleet beeld van het afgelopen jaar geven, kan men stellen, dat de daling van het bioscoopbezoek in ons land van 6.4% ten opzichte van 1975 aan de matige kant is. Het ligt voor de hand de vermindering van het aantal bioscoopbezoekers over 1976 toe te schrijven aan de hitte gedurende tal van weken. Een analyse van de cijfers toont aan, dat ook andere factoren hun invloed hebben doen gelden, zoals de relatief ongunstige resultaten van de voor onze bedrijfstak bijzonder belangrijke Paas- en Kerstweken. Bovendien zijn in 1976 de omzetten van de categorie der in commercieel opzicht succesvolste films, welke films in overwegende mate het totaalresultaat van onze bedrijfstak in een jaar bepalen, iets achtergebleven* bij de omzetten van deze categorie in 1975. Gezien de verscheidenheid van invloeden die zich in 1976 hebben voorgedaan, is aan de daling van het bioscoopbezoek in 1976, na een tendenz van lichte stijging over een periode van zes jaar, geen indicatie te ontlenen voor de gang van zaken in onze sector in de nabije toekomst. Ér oesiaai op grond van de uitkomsten van de achterliggende jaren meer aanleiding voor de verwachting, dat positieve en negatieve invloeden elkaar op een iets langere termijn tamelijk in evenwicht zullen houden. Het proces van nieuwbouw en vernieuwing van bioscopen heeft zich ook in het afgelopen jaar voortgezet. Er werden 25 nieuwe bioscopen geopend. Van deze nieuwe bioscopen is een aan zienlijk gedeelte het resultaat van inbouw in panden waarin reeds bioscopen werden geëxploiteerd, of van splitstingen van bioscoopzalen. In de overige gevallen heeft men te maken met geheel nieuwe vestigingen. De vernieuwing van het bioscooppark is voor de toekomstige positie van onze bedrijfstak van het grootste gewicht. Het bioscoopbedrijf blijft nochtans kwetsbaar vanwege zijn afhankelijkheid van ex terne factoren, waarvan het filmaanbod wel in de eerste plaats dient te worden vermeld. Mede gelet op internationale ontwikkelingen en in aanmerking genomen de hoge investeringen die met het ver nieuwingsproces gemoeid zijn, blijft een zekere mate van voorzichtigheid bij de expansie van het bioscoopbedrijf geboden. Ook in een ander opzicht is bij de vernieuwing van het bioscoopbedrijf de nodige voor zichtigheid gewenst. De vernieuwing ^vindt nagenoeg uitsluitend plaats in de vorm van bioscoop complexen. Dit systeem verdient om verschillende redenen een positieve beoordeling. Het heeft onder meer voordelen uit een oogpunt van kosten, met name door een zo effectief mogelijk gebruik van panden. Voorts verschaft een bioscoopcomplex het publiek een grote variatie van pro gramma's, hetgeen uiteraard ook in commercieel opzicht doorwerkt. Bovendien is een grotere mate van rationalisering mogelijk, mede door een intensievere toepassing van automatische projectie- apparatuur, dan bij een op zichzelf staande bioiscoop het geval is. Er moet nochtans voor ge waakt worden, dat de rationalisering niet te ver wordt doorgevoerd, omdat daarmede afbreuk kan worden gedaan aan de voor onze bedrijven zo essentiële elementen als service en filmpresentatie. De nationale filmproduktie blijft van jaar tot jaar een wisselend beeld vertonen. Bedroeg de omzet van Nederlandse hoofdfilms in 1974 9% van de totale Nederlandse bioscoopomzet, in 1975 was dit aandeel 18,3% en in 1976 8,6%. De Nederlandse films trokken in 1976 1,7 miljoen be zoekers. De aktiviteiten op het gebied van de hoofdfilmproduktie zijn in 1976 sterk achtergebleven bij die van 1975. in niet geringe mate is als oorzaak hiervan aan te wijzen de relatief minder gunstige resultaten van een aantal Nederlandse films gedurende de tweede helft van 1975. Hier is sprake van „relatief" minder gunstige resultaten, omdat in vergelijking met de gemiddelde buitenlandse film de uitkomsten van de desbetreffende Nederlandse films over het geheel genomen beter waren. Het probleem van de nationale hoofdfilmproduktie is nog altijd, dat de vervaardigde films in principe be stemd zijn voor een kleine nationale markt. De opbrengstmogelijkheden zijn ook met inachtneming van een belangrijke financiering van de kant van het Productiefonds voor Nederlandse Films in de

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1976 | | pagina 3