gingen naar Bob Kommer Studio's C.V., te weten voor de
films „Coming to terms" en „Jetty Galore".
De deelname in samenwerking met de Rijksvoorlichtings
dienst aan de internationale filmmarkt in Cannes leverde
het Afdelingssecretariaat wederom veel werk op, ook al
betreft het hier formeel geen Bondsaangelegenheid. Er
werd voor het eerst op ruime schaal gewerkt met op video
banden overgeschreven hoofdfilms, hetgeen bevredigende
resultaten opleverde, zodat op deze weg zal worden voort
gegaan. Met financiële hulp van C.R.M, en steun van de
redactie van Skoop is een fraaie kleurenbrochure samen
gesteld over de sedert 1975 verschenen Nederlandse
hoofdfilms, welke publikatie een ruime internationale ver
spreiding kreeg. Over de praktische resultaten van de jaar
lijkse inspanningen in Cannes is nog te weinig bekend,
zodat er in de toekomst naar zal worden gestreefd de
betrokkenen in deze tot meer openheid te bewegen. Tegen
het einde van het jaar waren de voorbereidingen voor
Cannes 1977, zijnde ons eerste lustrum, al weer in volle
gang.
SOCIALE AANGELEGENHEDEN
De CAO voor het laboratoriumbedrijf, die van werk-
nemerszijde formeel per 1 januari was opgezegd, bleef
in de praktijk ongewijzigd functioneren, omdat het als ge
volg van de bekende overheidsmaatregelen op het gebied
van lonen en andere arbeidsvoorwaarden, niet was toege
staan daarin verbeteringen aan te brengen. De desbetref
fende commissies behoefden derhalve over dit onderwerp
niet bijeen te komen.
Over het voorstel van de NVV-Bond Mercurius om nu ook
tot een CAO voor het filmproduktiebedrijf te komen, werd
meermalen in het bestuur gesproken, maar gezien de vele
voetangels en klemmen op dit specifieke terrein, kwam het
in 1976 nog niet tot het gevraagde vooroverleg.
Ook het door de bond ANOUK, later opgegaan in de
Kunstenaarsorganisatie NVV, aanhangig gemaakte voorstel
om naast tarieven voor muzikale medewerking aan TV-
commercials ook tarieven vast te stellen voor dusdanige
medewerking aan andere films, kon in 1976 niet worden
afgehandeld. Een onder de leden ingestelde enquête
leverde namelijk onvoldoende gegevens op om met de
werknemersorganisatie onderhandelingen te kunnen
openen. Een voorstel van de Vereniging van Toneelkunste
naars, later eveneens overgenomen door genoemde NVV-
organisatie, was in het laatste kwartaal van het jaar in studie.
Het overleg met de werknemersorganisatie zal in 1977
beginnen.
Tenslotte werd in december van meergenoemde werk
nemersorganisatie een voorstel ontvangen om de tarieven
voor muzikale medewerking aan TVrCommercials met meer
dan 30% te verhogen. Aangezien geen duidelijke verkla
ring was gegeven van deze zeer rigoureuze tariefsstijging,
zijn nadere informaties ingewonnen, die op 31 december
nog niet waren ontvangen.
PRODUKTIE
Hoofdfilms
Er zijn in 1976 slechts 2 nieuwe hoofdfilms gereed ge
komen, tegen 16 in 1975! Weliswaar zijn er 9 hoofdfilms
uitgebracht, maar daaronder bevonden zich 2 Belgisch-
Nederlandse co-produkties, die reeds in 1975 in België hun
premières beleefden; 2 films die eigenliik niet voor bio-
scooproulatie bedoeld waren; 1 film die grotendeels uit
TV-fragmenten was opgebouwd en die overigens veel suc
ces in de bioscopen had, alsmede 2 films die van over
heidswege waren gefinancieerd, te weten een vierluik en
een futuristische film op het gebied van de ontwikkelings
samenwerking. Overigens was er nog een 10e film, nl.
„Scrim" van Jacob Bijl. Deze, weliswaar door Nederlanders
geproduceerde film, was een co-produktie van de Duitse
en Zweedse televisie en is daarom niet in de tellingen
verwerkt. Hij beleefde zijn bioscoop-première op 30 sep
tember in Amsterdam (Cinétol).
In vergelijking tot voorgaande jaren geen goed produktie-
jaar dus, hetgeen, zoals in de inleiding werd gesteld, ook
te zien was aan de omzetten.
In volgorde van de premièredata betrof het de films:
1. „Vandaag of morgen", premièredatum: 19 februari,
produktie: Roeland Kerbosch Filmproduktie;
2. „Pallieter", premièredatum: 26 februari (Belgische
premièredatum: 11 december 1975), produktie: Kunst
en Kino/N.V. Cinecentrum;
3. „Alle dagen feest", premièredatum: 15 april, produk
tie: Sigma Films B.V.;
4. „Dood van een non", premièredatum: 29 april (Belgi
sche premièredatum: 15 september 1975), produktie:
Ciné Vog Films/N.V. Cinecentrum;
5. „André van Duin's pretfilm", premièredatum: 12 augus
tus, produktie: Joop van den Ende;
6. „Wan pipel", premièredatum: 19 augustus, produktie:
Scorpio Films B.V.;
7. „Max Havelaar", premièredatum: 9 september, produk
tie: Fons Rademakers' Productie B.V.;
8. „It's me", premièredatum: 25 november, produktie:
NicoCrama;
9. „Toestanden", premièredatum: 23 december, produk
tie: M. M. Chanowski Productions B.V.
Van de film „Bloedverwanten", in co-produktie met Frank
rijk gemaakt door Jaap van Rij Filmproduktie B.V., kwam
de Nederlandse versie in de tweede helft van het verslag
jaar gereed, maar de film werd in 1976 nog niet in roulatie
gebracht.
Er waren per het einde van het jaar 6 films in produktie,
namelijk:
- „Een stille liefde" van René van Nie Dessafilms B.V.;
- „Blindgangers" van Horizon Films v.o.f.;
- „Soldaat van Oranje" van Rob Houwer Film Holland B.V.;
- „Rembrandt" van Jos Stelling Film Produkties B.V.;
- „Het debuut" van Van Heyningen Solleveld Film
Theater Productie B.V. en
- „De peetmoeder" van Kees Manders.
Daarenboven waren er nog plannen voor een vijftal andere
projecten in een gevorderd stadium, zodat verwacht mag
worden, dat 1977 er als produktiejaar weer wat gunstiger
zal gaan uitzien. Het knelpunt bij de produktie van Neder
landse hoofdfilms is, afgezien van een chronisch gebrek
aan goede filmstof, gelegen in de zogeheten eindfinan-
ciering, die mede als gevolg van de steeds stijgende
produktiekosten en terughoudendheid bij filmverhuurders
en exploitanten, meer problemen oplevert dan voorheen.
Tegen het einde van het jaar was bekend, dat het Ministerie
van C.R.M, de subsidie ten gunste van de Nederlandse
hoofdfilmproduktie voor 1977 had verhoogd van
3.228.000— voor 1976 tot 3.700.000— voor het
komende jaar. Dit betekent een stijging van bijna 13% ten
opzichte van een verhoging met slechts 5% in de voor
gaande periode.
Het behoeft in dit kader nauwelijks betoog, dat hoe ver
heugend deze verhoging op zichzelf ook moge zijn, de
continuïteit van de Nederlandse hoofdfilmproduktie alleen
kan worden verzekerd wanneer door het Ministerie wordt
beseft, dat daarvoor aanzienlijk meer geld nodig zal zijn.
Tenslotte dient op deze plaats te worden gesignaleerd,
dat de Afdeling Film van de Raad voor de Kunst zich in de
53