kosten met zich mee zou brengen. Gelet op de ver
wachting dat per jaar ten hoogste 10 gegadigden van deze
mogelijkheid gebruik zullen maken, werd besloten geen
nieuwe kosten voor dit deel van de cursus te maken, waar
bij mede in overweging werd genomen, dat een gedeelte
van de bestaande lessen, met name voor wat betreft het
onderwerp Versterkertechniek, zodanig verouderd is ge
raakt, dat het eigenlijk herschreven zou moeten worden.
Men gaf er zich rekenschap van dat er aldus een hiaat zou
ontstaan tussen het eerst gedeelte van de cursus, dat uit
sluitend opieidt voor het behalen van het Praktijk Certifikaat
en eventuele volgende C-cursussen. Dit zou slechts voor
komen kunnen worden door de samenstelling van een ver
korte editie van de tot dusverre in deel 2 behandelende
leerstof. Zulks een nieuwe cursus zou eventueel in gesten
cilde vorm uitgegeven kunnen worden, en zou dan ten
hoogste circa 30 lessen mogen omvatten. Er is besloten om
dit denkbeeld aan het Hoofdbestuur van de Nederlandse
Bioscoopbond voor te leggen, met de vraag of daartoe
een aanvullende subsidie van circa 5.000,ter beschik
king zou kunnen worden gesteld. In het bevestigende
geval zou deze zaak met behulp van een aantal deskundi
gen op de verschillende deelgebieden nader uitgewerkt
moeten worden. Tevoren zou binnen het bioscoopbedrijf
gepeild dienen te worden of er voor zulk een vereenvou
digde gerichte theoretische cursus belangstelling van bete
kenis bestaat en of er voldoende animo voor toekomstige
C-cursussen te verwachten i's. Het zou anders immers
weinig zin hebben veel tijd, geld en energie te besteden
aan het opzetten van een nieuwe cursus.
Per het einde van het verslagjaar was bekend, dat het
Hoofdbestuur continuering van het bestaande cursusys-
ïeem, zij het in vereenvoudigde vorm, van veel belang
achtte en derhalve bereid was om voor dit doel de ge
vraagde extra subsidie toe te kennen. De voorbereidende
werkzaamheden zullen in het komende jaar ter hand ge
nomen moeten worden.
Cursus-C
In de verslagperiode is het bestuur er evenmin als in de
periode daarvoor, in geslaagd een derde C-cursus van start
te laten gaan. Er is via „direct mailing" aan de betrokken
bioscoopondernemers en publikaties in het orgaan van de
Nederlandse Bioscoopbond al het mogelijke gedaan om
voldoende gegadigden bijeen te krijgen. Dit leverde ten
slotte 4 deelnemers op, hetgeen te weinig was om een
nieuwe en relatief kostbare cursus te laten beginnen.
Tijdens de bestuursvergadering van 29 april kon wederom
geen antwoord worden bedacht op de vraag waaraan dit
gebrek aan belangstelling, ondanks het steeds stijgende
aantal geautomatiseerde bioscopen, moest worden toege
schreven. Er kon slechts worden besloten om in het
komende najaar opnieuw zo krachtig mogelijke pogingen
te doen om tenminste 15 kandidaten bijeen te k/ijgen voor
een volgende C-cursus. Mocht dit voor de derde maal mis
lukken, dan zou overwogen moeten worden deze cursus
yan het programma af te voeren.
Schriftelijke cursussen
Zoals reeds eerder in dit verslag is vermeld, kon gedu
rende de periode 1975/1976 alleen nog de cursus ter
verkrijging van het Praktijk Certifikaat worden gevolgd. De
laatste twee complete cursussen, dat wil zeggen inclusief
het theoretische gedeelte, werden in begin 1976 voltooid.
Hiervoor waren slechts 3 cursisten overgebleven. Er liepen
voorts 3 praktijkcursussen, te weten de cursus die in
januari 1975 was begonnen, die van september 1975 en
die van januari 1976.
Het gemiddelde aantal praktijk-cursisten bewoog zich rond
de 27 deelnemers. Dit week nauwelijks af van de situatie
in het voorgaande cursusjaar, vandaar dat in het begin
van dit verslag van stabilisatie werd gesproken.
De lessen werden over het algemeen niet al te serieus
gevolgd, met dien verstande dat ongeveer de helft van
de cursisten nooit of zeer onregelmatig werk ter correctie
inleverde. Dit ondanks het feit, dat zij behalve bij het begin
van de cursus, tijdens de circa 35 weken durende lestijd,
met inbegrip van vakanties bijna een jaar, een of meer
malen schriftelijk worden gewezen op de wenselijkheid
om regelmatig werk ter correctie, respectievelijk controle op
jejuiste voortgang van de studie, in te zenden.
Examens
Er zijn ook ditmaal uitsluitend mondelinge examens af
genomen en wel op 16 december 1975 in Amsterdam.
Het totale aantal kandidaten bedroeg 51, zijnde aanzienlijk
meer dan in 1974, toen slechts 34 kandidaten werden
ingeschreven. Er moet voorlopig worden aangenomen, dat
deze, overigens verheugende, stijging van het aantal
examenkandidaten op een toevallige samenloop van'om-
standigheden berust.
Van deze 51 kandidaten deden er 5 uitsluitend het zoge
heten brandweerexamen. Daarvoor slaagden er 3, 1 kandi
daat werd afgewezen en 1 kandidaat verscheen niet op
het examen. Van de overige 46 kandidaten zijn er 26
geslaagd, zijnde 57%, waarvan er 3 het diploma A ont
vingen, 3 het diploma B en 20 het Praktijkdiploma Cer
tifikaat. 9 kandidaten slaagden gedeeltelijk en 10 kandida
ten moesten worden afgewezen. 1 kandidaat verscheen
niet op het examen.
Op 20 april 1976 werd in Den Haag een tussentijds
examen afgenomen, waarvoor zich aanvankelijk 11 gega
digden hadden opgegeven. Op het examen versche
nen er tenslotte slechts 6, waarvan er 3 slaagden, 1
gedeeltelijk slaagde en 2 werden afgewezen.
Een woord van dank aan het adres van de bioscooponder
nemingen City en Calypso te Amsterdam, alsmede aan de
directie van het Bondsbureau, die hun projectiecabines en
nevenruimten beschikbaar stelden, als ook aan de geza
menlijke examinatoren en gecommitteerden, mag op deze
plaats niet ontbreken. Dit geldt tevens voor de directie van
Studio 2000 te Den Haag, alwaar het tussentijdse examen
is afgenomen, evenals voor de talrijke brandweerdeskun
digen die jaarlijks door bemiddeling van de Rijksbrand-
weerinspectie een belangrijke bijdrage aan de examens
verlenen. Er deden zich ook ditmaal geen problemen voor.
Vooruitzichten
Zoals gezegd, ziet het er naar uit dat het aantal deelnemers
aan de praktijkcursus zich zal blijven bewegen tussen cir
ca 25 en 35 per jaar. Dit stemt niet geheel overeen met
de gebruikelijke jaarlijkse aanwas van technisch bioscoop
personeel, aangezien deze ligt tussen 40 50 personen
per jaar. Er is echter de laatste jaren sprake van een tame
lijk groot verloop onder het technische bioscooppersoneel,
terwijl voorts de toenemende automatisering de totale per
soneelsbehoefte heeft verminderd, zodat in feite niet meer
met ervaringscijfers uit het verleden kan worden gewerkt.
Het vorenstaande houdt in, dat er nog maar weinig aan
knopingspunten zijn om het cursusbeleid op te baseren.
Het laatste geldt ook voor de C-cursus, voor de instand
houding waarvan in de afgelopen 2 jaar veel tevergeefse
moeite is gedaan.
Desondanks zal in het komende jaar voor de derde maal
worden gepoogd deze belangrijke cursus opnieuw van de
grond te krijgen, zelfs al zou het noodzakelijk geachte
minimum aantal van 15 cursisten niet geheel bereikt kunnen
worden.
Een en ander leidt tot de conclusie dat ook ditmaal de voor
uitzichten onzeker moeten worden genoemd. Hopelijk zal
dit niet teveel afbreuk doen aan het elders in dit verslag
genoemde plan om te komen tot een vervanging van het
voorheen gebruikte tweede deel van onze schriftelijke
operateurscursus. L Claasser1| secretaris
59