Filmkeuring
14
Op 2 december 1975 werd door de Eerste Ka
mer der Staten-Generaal het initiatief-voorstel
van D^s. J. J. Voogd en Mevrouw Mr. R. M.
Haas-Berger inzake de Wet op de Filmvertonin
gen aangenomen. Krachtens de tekst van de
nieuwe wet komt op het moment van haar in
werkingtreding de Bioscoopwet van 14 mei
1926 te vervallen.
Men mocht veronderstellen dat de Wet op de
Filmvertoningen op betrekkelijk korte termijn
na de aanneming door het Parlement in wer
king zou treden. Deze veronderstelling is ech
ter niet juist gebleken. De nieuwe wet heeft im
mers ruim anderhalf jaar op zich laten wachten.
Het uitblijven van de Wet op de Filmvertoningen
heeft onder meer aanleiding gegeven tot vragen
aan de regering in de Tweede Kamer zowel
als in de Eerste Kamer. De beantwoording er
van door Staatssecretaris Meyer van het Minis
terie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk
Werk in november 1976 toonde aan, dat de
regering op het punt stond de Wet op de Film
vertoningen te bekrachtigen. De indruk bleef
overigens bestaan, dat de Minister van Justitie,
Mr. A. A. M. van Agt, die blijkens zijn uit
latingen weinig geporteerd leek te zijn voor her
zieningen van de zedelijkheidswetgeving in
meer liberale zin, zoal niet een remmende dan
toch zeker geen positieve invloed heeft gehad
op de afdoening van zaken door de regering.
Begin januari 1977 werd bekend gemaakt, dat
de Koningin haar handtekening onder de Wet
op de Filmvertoningen had gezet, hetgeen als
een bevestiging kan worden gezien van hetgeen
Staatssecretaris Meyer had verklaard. Het
wachten was nu op de voorbereiding van
nadere maatregelen ter uitvoering van de wet.
Het voornaamste uitvoeringsbesluit, dat verge
lijkbaar is met het Bioscoopbesluit onder de
vigeur van de Bioscoopwet, dateert van 30 juni
1977. Het kan worden aangehaald als Besluit
op de Filmvertoningen.
Enige dagen later, op 5 juli van het verslagjaar,
is de Wet op de Filmvertoningen van kracht
geworden onder gelijktijdige intrekking van de
Bioscoopwet.
De voornaamste veranderingen die als gevolg
van het van kracht worden van de Wet op de
Filmvertoningen ten opzichte van het tot dan
toe geldende systeem van filmkeuring zijn aan
gebracht, zijn de volgende:
a. er is uitsluitend een filmkeuring voor jeug
digen;
b. er zijn twee leeftijdsgrenzen, te weten van
12 en 16 jaar;
c. films die uitsluitend bestemd zijn voor ver
toning aan personen van 16 jaar en ouder
behoeven niet te worden gekeurd;
d. nakeuring in welke vorm ook is niet meer
mogelijk;
e. het systeem van gemeentelijke bioscoop
vergunningen is komen te vervallen;
f. reclamemateriaal voor films zal niet meer
aan keuring zijn onderworpen;
g. de leeftijdsgrenzen dienen voortaan ook te
worden opgenomen in annonces van open
bare filmvoorstellingen; evenals tot dan toe
het geval was, moeten de leeftijdsgrenzen
op duidelijk waarneembare wijze aan de
ingang van de bioscoop worden aange
geven;
h. krachtens overgangsbepaling zullen de
ingevolge de Bioscoopwet voor alle leef
tijden gekeurde films toegankelijk blijven
voor alle leeftijden; de „oude" 14 jaar-films
worden toegankelijk voor personen van
12 jaar en ouder en de ,,oude" 18 jaar-films
en de verboden films kunnen vrijelijk aan
personen van 16 jaar en ouder worden ver
toond, zulks behoudens de mogelijkheid
van ingrijpen door de strafrechter ten aan
zien van laatstgenoemde categorie.
Wat het Besluit op de Filmvertoningen betreft
valt op te merken, dat er enige duidelijke ver
schillen zijn ten opzichte van het Bioscoop-
besluit. Zo is het aantal leden van de jeugdfilm
keuring, ten minste 30 en ten hoogste 40, be
langrijk minder dan dat van de vroegere cen
trale filmkeuring (ten minste 60 leden). Het be
noemingsbeleid is belangrijk veranderd, onder
meer hieruit blijkende dat er voor het lidmaat
schap van de jeugdfilmkeuring kan worden
gesolliciteerd. Bovendien moet worden opge
merkt, dat bij de benoeming in de eerste plaats
zal worden gelet op deskundigheid op het ge
bied van de jeugd. Tijdens het bestaan van
de Bioscoopwet werd getracht ten aanzien van
de samenstelling van de centrale filmkeuring
een afspiegeling te verkrijgen van het Neder
landse volk in al zijn schakeringen. De plaats
van de Huishoudelijke Commissie wordt onder
de vigeur van de nieuwe wet ingenomen door
een dagelijks bestuur. De voorzitter van de
jeugdfilmkeuring is niet meer zoals voorheen
tevens directeur van het bureau van de keuring.