land veel opzien heeft gebaard. Volgens deze brief zouden de leden van de Nederlandse Bioscoopbond zich ingaande 1 januari 1977 bloot stellen aan strafvervolging bij het vertonen of doen vertonen van pornografische films, dat wil zeggen films die in de zin van artikel 240 W.v.S. als aanstotelijk voor de eerbaarheid worden aangemerkt. Voor de beantwoording van de vraag, of een film pornografisch is werd vooralsnog door de Procureurs-Generaal als maatstaf gehanteerd, dat de film in kwestie niet door de Centrale Commissie voor de Filmkeu ring is toegelaten. De Procureurs-Generaal hebben met name „de voortschrijdende expansie van het sexbedrijf" willen tegengaan. Om dat te bereiken werd een kwantitatief criterium vastgesteld. Bioscopen met vijftig en meer zitplaatsen zijn ,,gewone" bioscopen en hebben zich derhalve ingaande 1 januari 1977 te onthouden van de openbare' vertoning van pornofilms. Bioscopen met min der zitplaatsen zijn ,,sexbioscopen" en kunnen derhalve vooralsnog voortgaan met de open bare vertoning van pornofilms. Volgens de Procureurs-Generaal zou er na de afschaffing van de centrale filmkeuring zo mo gelijk een procedure worden gerealiseerd, waarbij het Openbaar Ministerie zich door een of meer landelijk werkzame deskundigen zou laten adviseren omtrent een oordeel over het al dan niet pornografische karakter van een film. Hiermede werd beoogd een eenheid in het be leid te garanderen. Onmiddellijk na de publicatie van de brief heb ben de Tweede Kamerleden Voogd, Haas- Berger en Kosto (allen P.v.d.A.) Minister Van Agt van Justitie vragen gesteld naar aan leiding van het besluit van de Procureurs- Generaal om een verscherpt vervolgingsbleid te gaan voeren ten aanzien van bioscoopvoor stellingen. De minister heeft hierin echter geen aanleiding gevonden het beleid van de Procu reurs-Generaal om te buigen. Hij liet in dit ver band trouwens weten betrokken te zijn geweest bij het overleg dat tot het bewuste besluit heeft geleid. Het op 2 maart 1977 gepleegde overleg tussen de Vaste Commissie voor Cultuur, Re creatie en Maatschappelijk Werk en de Vaste Commissie voor Justitie met de Minister van Justitie heeft geen verandering gebracht in het ministeriële standpunt. Ook een door de Eerste Kamer aangenomen motie-Schwartz (D'66), waarin om opschorting van de acties van de P.G.'s werd gevraagd, haalde niets uit. Het Hoofdbestuur huldigde de opinie, dat het met het oog op de rechtszekerheid der bedrijfs- genoten noodzakelijk was de vraag, of een film als aanstotelijk voor de eerbaarheid in de zin van artikel 240 W.v.S. is aan te merken, aan de onafhankelijke rechter voor te leggen. Het Hoofdbestuur besloot daarom door middel van een proces een uitspraak van de rechter te ver krijgen. Met het oog op het proefproces is op donderdag 17 februari van het verslagjaar de film „Deep throat" in de bioscoop Parisien te Amsterdam ingezet. De film ,,Deep throat" is door de Procureurs-Generaal als pornogra fische film in hun brief aan de Bioscoopbond genoemd en werd daarom in het kader van een proefproces uitermate geschikt geoordeeld. Conform de bedoeling is de film op 18 februari na afloop van de voorstelling in Parisien in beslag genomen. Een spoedige rechterlijke uitspraak was van belang in verband met de op handen zijnde afschaffing van de filmkeuring voor volwassenen. Op het moment, dat deze afschaffing een feit zou zijn, zou immers elke ondernemer in de film- en bioscoopsector voor de uiterst moeilijke taak komen te staan ten op zichte van elke door hem te exploiteren film te moeten uitmaken, of artikel 240 W.v.S. van toepassing is te achten. De Officier van Justitie te Amsterdam deelde onze raadsman, Mr. D. H. M. Peeperkorn te Amsterdam, mede, dat hij wegens het ook door hem erkende belang bij een rechterlijke uitspraak op korte termijn de exploitant in kwestie zo spoedig mogelijk zou dagvaarden. Vervolgens heeft hij onze raads man laten weten, dat hij ons lid in kwestie zou dagvaarden voor een terechtzitting op 9 mei. Enige weken later deelde de Officier van Jus titie echter mede, dat het Openbaar Ministerie alsnog had besloten met dagvaarden te wach ten tot zou zijn beslist in een andere zaak, de film „Deep throat" betreffende. Begin november 1976 werd de film ,,Deep throat" bij een bio scoop in Maastricht in beslag genomen. Ge zien de omstandigheid, dat de Procureurs- Generaal de Nederlandse Bioscoopbond had den gewaarschuwd tegen bioscopen met vijftig of meer zitplaatsen die pornofilms vertonen, ingaande 1 januari 1977 te zullen optreden, mocht worden verwacht, dat geen strafvervol ging zou worden ingesteld tegen de onderha vige voorstelling van begin november 1976. In de loop van januari 1977 werd niettemin door de Officier van Justitie te Maastricht tot straf vervolging tegen de bioscoopexploitant al daar overgegaan. Op grond hiervan heeft de advocaat van de betrokken bioscoopexploi tant een bezwaarschrift tegen de dagvaarding 19

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1977 | | pagina 18