49 In aanmerking nemende het langzame betalingsverkeer bij de banken en het daardoor vaak te laat binnenkomen van de filmhuurbetalingen werd aan het Hoofdbestuur verzocht een wijziging van de Bondsvoorwaarden bij de Bondsraad in te dienen, neerkomende op een verlenging van de termijn van betaling, respectievelijk inzending van een sommatie tot betaling. Ingevolge deze wens diende het Hoofdbestuur een desbetreffend voorstel tot wijziging van de Bondsvoor waarden in bij de Bondsraad, weshalve de ledenvergadering der Afdeling zich met dit voorstel kon verenigen. Ernstige bezwaren waren in de ledenvergadering geuit met betrekking tot het duidelijk vertragen van betalingen door sommige bioscoopondernemingen. Op grond daarvan werd besloten het Hoofdbestuur te verzoeken om na te gaan of ook in dit opzicht een reglementaire voorziening zou kun nen worden getroffen. Het Hoofdbestuur heeft hieraan geen gevolg gegeven, omdat het van mening was dat de leden filmverhuurders ingevolge de Bondsvoorwaarden voldoen de mogelijkheden hadden om tijdige betaling af te dwingen. De ledenvergadering ging akkoord met een voorstel van het Hoofdbestuur tot wijziging van het Contributiereglement, hierop neerkomende, dat de filmverhuurders werden ver plicht de door de producenten van Nederlandse hoofdfilms verschuldigde Bondscontributie in te houden. Vanzelfsprekend ging de vergadering ook akkoord met het voorstel van het Hoofdbestuur tot intrekking van het Film beursreglement, zulks op grond van de gunstige ervaringen, opgedaan met de proefneming tot het houden van maande lijkse contactmiddagen in Cinema International te Amster dam. Zoals hiervoor reeds gemeld had het Bestuur bezwaren tegen de exploitatie van complexen met uitsluitend kleine bioscopen en het daaraan verbonden doorkoppelen van één kopie ter vertoning in meer zalen tegelijk. Daarnaast had het ook bezwaren tegen de abnormale kopieënslijtage, die daardoor ontstond. Derhalve heeft het in april aan het Hoofdbestuur van de Bond verzocht een voorstel bij de Bondsraad in te dienen tot wijziging van van het Reglement op de Filmvertoning, en wel door toe te voegen een nieuw artikel 5, luidende: „Het is de leden die permanente bio scopen exploiteren, niet toegestaan een zelfde kopie van een hoofdfilm door middel van verschillende projectie apparaten per vertoningsweek in meer dan twee permanen te bioscopen in één gebouw te projecteren". Het Hoofdbestuur heeft dit voorstel met een iets gewijzigde tekst overgenomen. Daarop werd weer een amendement ngediend door de exploitantenafdeling, dat eveneens werd geaccepteerd. Bij de genoemde Bondsvergadering van december werd voorts ingediend een voorstel van het Hoofd bestuur tot hernieuwde verbetering van het Algemeen Bedrijfsreglement, voornamelijk gericht op vereenvoudiging van de redactie. De ledenvergadering kon zich met dit voorstel - zij het niet geheel van harte wegens de moeilijke hanteerbaarheid van het geheel - verenigen. De ledenvergadering kon zich eveneens verenigen met een voorstel van het Hoofdbestuur tot wijziging van het Regle ment van de Bedrijfsafdeling Bioscoopexploitanten, een voorstel tot wijziging van de Bondsvoorwaarden en een voorstel tot hernieuwde wijziging van het Contributieregle ment, zij het dat besloten werd een tweetal amendementen tot tekstverbetering in te dienen op het Contributiereglement. Ook deze voorstellen werden door de Bondsraad overge nomen, voorzover nodig en acceptabel met amenderingen, zowel voorgesteld door de Bedrijfsafdeling Bioscoop exploitanten als door de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders. Toepassing reglement op de Lijst van Geen Bezwaar De filmverhuurders werden in juni geconfronteerd met vanwege het Hoofdbestuur gegeven uitgewerkte voorschrif ten betreffende leveranties aan niet-leden. Aangezien het Bestuur zich niet geheel kon verenigen met enkele onder delen van het voorschriftenpakket, werd het Hoofdbestuur verzocht de ingangsdatum van 15 augustus op te schorten, teneinde de leden-filmverhuurders in de gelegenheid te stel len zich over die voorschriften uit te spreken en eventuele wensen terzake van wijziging kenbaar te kunnen maken. Het Hoofdbestuur willigde dit verzoek in. De ledenvergade ring van 23 augustus kon zich in het algemeen wel met de voorschriften verenigen, behoudens enige bepalingen, die zij gaarne verruimd zag. In de ledenvergadering van 18 november besprak zij de intussen per circulaire van 15 november aan de leden-filmverhuurders gezonden circu laire met nieuwe uitvoeringsvoorschriften. Hieruit bleek, dat nog enkele wensen niet geheel waren ingewilligd, weshalve werd afgesproken, dat de vertegenwoordigers der Bedrijfs afdeling in het Hoofdbestuur enige knelpunten nogmaals onder de aandacht van genoemd College zouden brengen. In het afgelopen jaar werd deze aangelegenheid niet geheel afgedaan. Wel werd begin van het nieuwe jaar medege deeld, dat de uitvoeringsvoorschriften in elk geval op 1 februari 1978 zouden ingaan. Filmhuurschuld-commissie Deze Commissie, bestaande uit de voorzitter, vice-voor- zitter en penningmeester, kreeg ook dit jaar geen betalings moeilijkheden te behandelen. Wel verzond zij 23 sommaties tegen 42 in het voorafgaande jaar 1976, tot het inzenden van de recettestaten of het betalen van de verschuldigde filmhuur. Rapportering terzake van aanvragen bij de Commissie Nieuwe Zaken Op grond van het gewijzigd Algemeen Bedrijfsreglement werd het Bestuur maand na maand betrokken bij de rappor tering aan de nieuwe zakencommissies, met betrekking tot de vestiging van nieuwe bioscopen. In de meeste gevallen heeft het Bestuur zich op grond van de bekende feiten steeds voor het verlenen van toestem ming verklaard. Met betrekking tot een aanvraag van zes bioscopen in Arnhem was het van oordeel, dat ondanks reglementaire belemmeringen de toestemming moest wor den verleend op grond van de in het Reglement opgenomen gewichtige redenen. De Commissie Nieuwe Zaken besloot in dit geval vier zaken toe te wijzen en twee zaken te weigeren. Hiertegen ging het Bestuur in beroep bij de Commissie Beroep Nieuwe Zaken. Deze bevestigde de in eerste instantie genomen beslissing. In een ander geval, betreffende een aanvrage voor acht kleine bioscopen, te vestigen in een complex te Eindhoven was het Bestuur van oordeel, dat van een dergelijk complex ook bioscopen van grotere omvang dienden deel uit te maken, met het oog op het op niveau in première presenteren van grote films. Aangezien de Commissie Nieuwe Zaken reglementair niet de mogelijkheid had om de bezwaren van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders in aan merking te nemen, werd het verzoek voor de acht nieuwe bioscopen ingewilligd. Daartegen werd o.a. door het Be stuur van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders beroep aange tekend, maar intussen kwam de aanvrager met een plan tot wijziging van zijn oorspronkelijke opzet. Dit plan kwam neer op een complex van vijf bioscopen, waaronder enige thea ters, waarvan de opzet in overeenstemming was met de door de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders geuite wensen.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1977 | | pagina 47