Bedrijfsafdeling Filmproduktie 51 en de leden geluk en overhandigde hem daarbij een spiri tuele attentie. Moge de heer Roem nog vele jaren van goede gezondheid genieten. Op 25 oktober overleed mevrouw L. Meyer-Schimmerling, exploitante van het toen nog bestaande filmverhuurkantoor Victoria Films te Amsterdam. Voordien was toegelaten tot het lidmaatschap: Paerl Films B.V. onder directie van de heren L. J. en R L. Paerl, die tevens directeur zijn van Universal Film Agency B.V. Als ge volg van deze mutaties bleef het aantal leden gelijk. Vooruitzichten Het is verheugend, dat gedurende de laatste twee jaren een groot aantal nieuwe bioscopen werd geopend. Indien deze in de toekomst voldoende kunnen worden gevoed met goede en grote films dan zullen deze zaken er zeker toe bijdragen, dat de omzet van het bedrijf en dus ook van de filmverhuurders zal toenemen. De laatste maanden zijn er gelukkig weer enige films verschenen, die op het publiek een grote aantrekkingskracht uitoefenen, hetgeen wel tot uiting is gekomen in de cijfers over de maand januari 1978. Vooralsnog is er reden om vertrouwen in de toekomst te hebben. A. H. Pieterse, secretaris INLEIDING De inzinking in de sector van de hoofdfilmproduktie, die wij het vorig jaar moesten constateren, heeft zich gelukkig in 1977 niet voortgezet. Er kwamen 7 nieuwe hoofdfilms in roulatie, waarvan er 6 met steun van het Productiefonds waren gemaakt, alsmede 1 nieuwe jeugdfilm. De totale opbrengst beliep ca. 11,6% van de landelijke recette tegen 8,6% in 1976 en 18,3% in 1975. Het meeste succes hadden de films „Soldaat van Oranje" en „Het Debuut", waarbij „Soldaat van Oranje", die met meer dan 50 kopieën op 22 september in roulatie ging, in ruim 3 maanden een overweldigende omzet wist te behalen. In de sector van de opdrachtfilms waren geen spectaculaire ontwikkelingen te zien. De omvang van de totale produktie bleef ongeveer gelijk, hetgeen betekent dat door trendma tige prijsstijgingen de totale omzetten weliswaar op peil zijn gebleven, maar dat er opnieuw geen sprake is geweest van rendementsverbetering, uitzonderingen daargelaten. Ook op organisatorisch terrein zou gesproken kunnen worden van een zekere mate van consolidatie. Zoals elders uit dit verslag zal blijken werd gewerkt aan een groot aantal lopende zaken, waardoor weinig nieuwe onderwerpen' te'r hand genomen konden worden. LEDENVERGADERING Er is slechts 1 ledenvergadering gehouden en wel op 31 maart. De jaarstukken werden ongewijzigd vastgesteld. Tot nieuw bestuurslid werd gekozen de heer J. A. M. Burcksen (Mundofilm B.V.), in de vacature ontstaan door het perio diek aftreden van de heer G. J. J. M. Raucamp. Bij enkele kandidaatstelling werden herkozen de heren Y. Brusse en C. Treffers. Het Besluit Omzetgegevens, waarop de jaarlijkse omzet- enquête is gebaseerd, werd ongewijzigd en voor onbepaal de tijd verlengd, nadat het in de voorgaande 5 jaren steeds van jaar tot jaar voor verlenging was voorgedragen. De bijdragen in het Afdelingsfonds voor 1977 zijn op voor stel van het bestuur enigszins aan de geldontwaarding aangepast, waarna voor dat jaar een kascommissie werd geformeerd, bestaande uit de heren N. Bollongino, J. C. Eekhout en W. H. Kommer. Ten aanzien van het voorstel van de werknemersorgani satie om te komen tot een CAO voor het filmproduktie- bedrijf, is door een daartoe ingestelde werkcommissie via het bestuur in overweging gegeven vooralsnog niet te be sluiten tot het aangaan van zulk een CAO. De bedrijfs tak werd daarvoor te gecompliceerd en nog te weinig ge motiveerd gevonden en de suggestie is gedaan om aller eerst te komen tot een permanent sociaal overlegorgaan met de werknemersorganisatie en de NBF, waarin partijen periodiek met elkaar te rade zouden kunnen gaan over bijvoorbeeld de sociaal economische gang van zaken in het filmproduktiebedrijf, de medewerkerscontracten, basis tarieven voor crew en cast, enz., enz., teneinde op deze wijze mogelijke grondslagen te leggen voor een latere CAO. De ledenvergadering besloot overeenkomstig deze sug gestie. Per het einde van het verslagjaar was van de werk nemersorganisatie nog geen reactie ontvangen op dit voorstel. Gerapporteerd werd dat door een veelheid van andere werkzaamheden een nadere omschrijving van een vergrote afdelingsautonomie wat op de achtergrond is geraakt. De mate van autonomie die de afdeling zich wil voorbehou den, is voor het Hoofdbestuur aanleiding geweest te stellen, dat het daarover nog nader overleg nodig acht. Dit heeft het bestuur niet geremd in de activiteiten die het meende te moeten ontplooien. Er is verder nog gesproken over de filmverzekeringen, over de afronding van het nieuw RVD- contract voor B-films en over het AV-onderzoek door Economische Zaken. Op deze onderwerpen wordt elders in dit verslag nog nader teruggekomen. BESTUURSWERKZAAMHEDEN Met inachtneming van bovengenoemde mutatie was het be stuur na de ledenvergadering van 31 maart samengesteld uit de heren G. F. de Clerck, voorzitter, Y. Brusse, vice- voorzitter, A. W. H. Kommer, penningmeester, J. A. M. Burcksen, A. Haanstra, P. W. A. de Man en C. Treffers. Als secretaris fungeerde de heer L. Claassen. Het bestuur kwam 7 maal in vergadering bijeen ter behan deling van talrijke zaken. Er is veel tijd besteed aan de sa menstelling van een discussienota over de Nederlandse speelfilmproduktie, dienende als uitgangspunt voor een reactie op een advies van de Raad voor de Kunst over hervorming van het Productiefonds. Met de hoofdfilm producenten is te dezer zake overleg gepleegd, hetgeen er tenslotte toe leidde, dat deze producenten zich, na een aantal vergaderingen aan dit onderwerp te hebben gewijd, met een eigen nota tot de Minister van C.R.M, wendden. Deze nota, waarvan de eindredactie in hoofdzaak was ge baseerd op een voorstel van de heer J. Vrijman, werd korte tijd later gevolgd door een afzonderlijke nota over hetzelfde onderwerp van het Hoofdbestuur. Het overleg met een door het Ministerie van Economische Zaken gevormde werkgroep betreffende een in te stellen AV-onderzoek, bleef moeizaam verlopen. Tegen het einde van het jaar werd de knoop doorgehakt, met dien ver stande dat categorisch werd gevraagd wie van de deel nemende organisaties in het overleg bereid waren

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1977 | | pagina 49