verslagjaar de basis gelegd voor een gecoördineerde bestrijding van de filmpiraterij door contacten
tussen de Nederlandse Bioscoopbond en representanten van de grote Amerikaanse filmmaatschappij
en.
Wanneer in het voorafgaande sprake is van nieuwe procédé's, dan moet in directe samenhang hier
mede gewag worden gemaakt van de auteursrechterlijke implicaties. In dit opzicht dient veel waarde
te worden gehecht aan de afloop van de processen die de Nederlandse Bioscoopbond en de grote
Amerikaanse filmproduktiemaatschappijen in goed onderling overleg hebben aangespannen tegen de
exploitant van het Amstelveense kabelnet. Deze processen hebben ten doel een principiële uitspraak
van de rechter te verkrijgen omtrent de vraag, of kabelnetexploitanten al dan niet de toestemming van
de auteursrechthebbenden behoeven om films door te geven die worden uitgezonden door televisie
zenders in of buiten ons land. Volgens het standpunt, hetwelk de Nederlandse Bioscoopbond vanaf
de introductie van kabeltelevisie in ons land heeft ingenomen, is een dergelijke toestemming vereist.
De Amsterdamse Rechtbank heeft dit standpunt in haar vonnis niet gevolgd en heeft zich ten gunste
van het betrokken kabelnet uitgesproken. De Bond en de Amerikaanse filmmaatschappijen zijn van de
vonnissen in beroep gegaan bij het Amsterdamse Hof. De uitspraak van het Hof is medio 1980 te ver
wachten.
Er wordt thans overal in de wereld veel aandacht besteed aan het vraagstuk van de aanpassing van de
nationale en internationale auteurswetgevingen aan de technische ontwikkelingen. Het behoeft geen
betoog, dat de nationale en internationale organisaties in de sector van het film- en bioscoopbedrijf
binnen de mogelijkheden die er zijn, opkomen voor de rechtspositie van de bedrijfsgenoten en zich in
het bijzonder verzetten tegen een neiging om onder het mom van technische vooruitgang het au
teursrecht uit te hollen.
Op het gebied van de filmverhuur hebben zich in 1979 geen bijzondere ontwikkelingen voorgedaan. In
het aantal filmverhuurkantoren kwam geen verandering en ook de hoeveelheid hoofdfilms die in het
afgelopen jaar in première ging, handhaafde zich met 320 ongeveer op het peil van de onmiddelijk
voorafgaande jaren. Het aandeel van de filmverhuur in de bioscoopomzetten daalde ten opzichte van
1978 lichtelijk, wat uiteraard kan worden toegeschreven aan de reeds eerder gesignaleerde omstandig
heid, dat in laatstgenoemd jaar de commerciële waarde van enkele films bijzonder hoog lag.
De Nederlandse hoofdfilmproduktie heeft in 1979 veel activiteit ontwikkeld. Dertien hoofdfilms gingen
in première. De omzet van de nationale film maakte in het verslagjaar 11,5% uit van de totale bio-
scoopomzet. Dit aandeel was in 1978 8,8%. In de top-20 kwam de Nederlandse film op de nummers 4,
6, 12, 13 en 17 met respectievelijk "Grijpstra en de Gier", "Een vrouw als Eva", "Kort Amerikaans",
"Uit elkaar" en "Juliana, in zeventig bewogen jaren". Het beeld dat uit deze gegevens wordt verkre
gen, is alleszins positief, zeker als men in aanmerking neemt, dat het aantal Nederlandse hoofdfilms
hetwelk jaarlijks in ons land wordt uitgebracht, betrekkelijk gering is, namelijk niet meer dan 3 a 4%
van de totale hoeveelheid nieuwe films.
Het gunstige statistische beeld houdt overigens het gevaar in van een versluiering van de vele moeilijk
heden die zich op het gebied van de hoofdfilmproduktie voordoen. Het niet door het Produktiefonds
voor Nederlandse Films gefinancierde deel van de produktiekosten is veelal dermate hoog, dat zelfs
zeer goed lopende Nederlandse films niet altijd voldoende opbrengsten behalen om dat deel van de
produktiekosten te dekken. De risicofactor is daardoor groot, zoals bij een aantal in 1979 uitgebrachte
Nederlandse films weer eens overduidelijk is gebleken. Ten aanzien van enige films, die in kwalitatief
opzicht aan hoge eisen voldeden en waarin het filmbedrijfsleven vanwege terecht gekoesterde ver
wachtingen extra grote bedragen had geïnvesteerd, was het bezoek te enen male ontoereikend.
Het spreekt vanzelf, dat dergelijke ervaringen, mede samenhangende met de onvoorspelbaarheid van
het gedrag van het publiek, de toch al lastige financiële problematiek van de hoofdfilmproduktie nog