1970 en ouder 8,6%
1971 t/m 1975 5,9%
1976 t/m 1978 7,7%
1979 17,-%
100,-%
Fonds kunstzinnige films
devolle films begrepen - minder geld beschik
baar zou komen, heeft de minister zich in haar
brief bereid getoond met ingang van 1981 uit
breiding te geven aan het subsidie ten behoeve
van het Productiefonds. Zij stelt hiervoor echter
als voorwaarde, dat ook het filmbedrijf via de
Nederlandse Bioscoopbond tot een wezenlijke
verhoging van zijn bijdrage aan het Productie
fonds zal overgaan. Los van de extra steun
aan de artistiek waardevolle low-budgetfilm wil
de minister geld afzonderen voor de lange
16mm-film, waarbij met name wordt gedacht
aan films die informatie verschaffen aan het pu
bliek over actuele maatschappelijke problemen.
Voor dit doel zal een derde van de subsidie-
pot voor de korte film worden aangewend.
Uit het overleg van de minister met de Kamer
is gebleken, dat haar' beleidsvisie positief door
het parlement wordt beoordeeld. Wat het Pro
ductiefonds betreft, heeft de minister haar be
leidsvoornemens geconcretiseerd door op de
Rijksbegroting 1981 800.000,—meer ten be
hoeve van dit fonds uit te trekken. De subsidie-
post komt hierdoor op 5.200.000,—.
Naar aanleiding van het voorbehoud dat de
Minister van C.R.M, blijkens haar brief van 23
mei heeft gemaakt, hierop neerkomende, dat
een verhoging van het subsidie aan het Produc
tiefonds slechts zou worden geëffectueerd, als
de Nederlandse Bioscoopbond zijn bijdrage
aan het Productiefonds voor 1981 wezenlijk
zal verhogen, heeft de Bond overleg gepleegd
met het departement. Daarbij is de aandacht
gevestigd op de actuele bedrijfsproblematiek,
alsmede op de hoge investeringen van bedrijfs-
wege in de Nederlandse filmproduktie naast
de bestaande steun van Bondswege aan het
Productiefonds. Een en ander heeft geleid tot
een voorstel van het Hoofdbestuur aan de
Procentuele verdeling van de bruto-
recettes over 1980 op basis van de
leeftijden der vertoonde films
Premièrejaren Aandeel in de recettes
1980 60,8%
Bondsraad om via een tweetal heffingen ten las
te van de leden voorlopig voor 1981 een extra
bijdrage aan het Productiefonds te verstrekken
van 600.000,Dit voorstel is door de
Bondsraad in zijn vergadering van 10 decem
ber aanvaard.
Medio 1974 is van Bondswege het Fonds voor
de Kunstzinnige Film ingesteld met het doel de
import en de vertoning te bevorderen van waar
devolle kunstzinnige films, wier exploitatie in de
bioscopen grote risico's meebrengt. Door
middel van subsidies uit het fonds kunnen de
exploitatiemogelijkheden van de desbetreffende
films worden verbeterd.
De subsidies worden verleend in de vorm van
renteloze kredieten ten behoeve van het verto-
ningsgereed maken van een film. Uit dien
hoofde worden gesubsidieerd de kosten voor
de eerste filmkopie (materiaal, vracht, invoer
rechten, ondertiteling en dergelijke) en reclame
kosten. Per film wordt maximaal een subsidie
van circa 7.500,verstrekt.
Voor de verwerving van licentierechten worden
geen gelden toegewezen, daar zulks zou kun
nen ingrijpen in de concurrentieverhoudingen.
De verstrekte voorschotten worden door de
filmverhuurder terugbetaald uit een eventueel
batig exploitatiesaldo en wel door middel van
een procentuele afdracht van dat saldo.
Het Hoofdbestuur heeft de selectie van de be
wuste films in handen gelegd van een commis
sie van vijf personen. De selectiecommissie
bestond aan het einde van het verslagjaar
uit de filmrecensenten B. J. Bertina, Ch. Boost,
P. Ruivenkamp en H. Saaltink. Als vijfde lid
fungeerde de Bondsdirecteur, de heer J. Th.
van Taalingen. Mevrouw M. C. Snijder van Wis-
senkerke fungeerde als secretaris. Ook dit jaar
weer ontving het Fonds van Bondswege een bij
dragevan 40.000,—
De Commissie kende in het verslagjaar aan
vier films subsidies toe, te weten voor de uit
breng van „David" van Peter Liliënthal (Duitse
Bondsrepubliek); ,,Schwarz und weiss wie Tage
und Nachte" van Wolfgang Petersen (Duitse
Bondsrepubliek); „Die Schweizermacher" van
Rolf Lyssy (Zwitserland) en „II y a longtemps
que je t'aime van Jean-Charles Tacchella
(Frankrijk).
De overige aanvragen voldeden niet aan de
normen die ter zake door de commissie wor
den aangelegd.
15