De bioscoopexploitanten hebben hiermede een ondernemingsgeest aan de dag gelegd, die onder de
gegeven moeilijke economische omstandigheden een bijzondere accentuering verkrijgt.
De economische problematiek heeft een algemeen karakter en raakt iedereen. De economische te
rugslag heeft een verdergaande doorwerking in tal van sectoren van het bedrijfsleven. Of en in hoever
re het bioscoopbezoek de invloed van de recessie zal ondergaan, valt op dit moment niet te zeggen.
Naast dit element dagen andere factoren op die meer in het bijzonder het bioscoopbedrijf onzekerheid
omtrent de toekomstige mogelijkheden bieden. Wij doelen hier op de nieuwe audiovisuele technieken
als kabeltelevisie, video-exploitatie en satelliettelevisie. Nog afgezien van het concurrentie-aspect dat
in algemene zin in de exploitatie van de bedoelde media voor het bioscoopbedrijf ligt opgesloten, zal
het gebruik van bioscoopfilms door deze media een extra nadelige uitwerking kunnen hebben.
Op grond van een optimistisch verwachtingspatroon wordt op enorme schaal in de technische appa
ratuur van de nieuwe media geïnvesteerd. Hier geldt met recht het gezegde: the sky is the limit. Met
hardware zonder software doet men niets. Het vraagstuk van de software is essentieel voor de toe
komst van de nieuwe av-technieken. Het lijdt geen twijfel, dat de bioscoopfilm als software een zeer
belangrijke functie zal krijgen, want een bioscoopfilm is enerzijds populair bij de kijkers en anderzijds
relatief goedkoop, als er al voor wordt betaald.
Er doet zich hier wat de auteursrechtelijke positie van het film- en bioscoopbedrijf betreft, een sterke
discrepantie voor ten opzichte van de bestaande en nieuwe av-media. De film- en bioscoopsector
moet op basis van het aantal bezoekers en de door hen opgebrachte toegangsgelden een aanzienlijk
part van de omzet aan auteursrecht opbrengen, de televisie in traditionele zin betaalt voor de verwer
ving van het uitzendrecht op bioscoopfilms een prijs die geen enkele relatie heeft tot het aantal kijkers.
De door haar betaalde vergoeding staat gemiddeld ook in geen enkele reële verhouding tot hetgeen de
filmsector aan exploitatierechten moet opbrengen.
Moge de 'gewone' televisie nog betalen, de kabeltelevisie laat het geheel afweten. De exploitanten
van kabelnetten beschouwen zichzelf als een soort veredelde technici, die alles naar de huiskamers
doorgeven wat er maar - legaal of illegaal - wordt uitgezonden. In deze simplistische en ons inziens
volstrekt onjuiste visie past geen auteursrecht.
Het valt uiteraard zeer te betreuren, dat rechtbank en hof te Amsterdam, zij het op verschillende gron
den, de kabelexploitanten in die visie hebben gevolgd blijkens uitspraken in de proefprocessen die de
Nederlandse Bioscoopbond en de Amerikaanse filmmaatschappijen in nauwe samenwerking tegen,
het Amstelveense kabelnet hebben aangespannen. De Hoge Raad zal, naar wij mogen aannemen, in
de loop van dit jaar in cassatie uitspraak doen. Wij hopen, dat door het arrest, althans in dit opzicht,
de voortschrijdende uitholling van het filmauteursrecht zal worden beëindigd.
Waartoe de 'technische' visie kan leiden, bewijst de kabelpiraterij die zich thans steeds sterker mani
festeert. Ook nu is het weer de filmsector die in de eerste plaats wordt getroffen. Er is hier sprake van
roof in zijn meest agressieve vorm. Doordat deze piraten zich niet ontzien onrechtmatig verkregen
films op grote schaal via de kabel uit te zenden, waaronder zelfs zeer recente films, bedreigen zij aldus
de economische structuur van de bedrijfstak. De lankmoedige houding van de kabelexploitanten,
waaruit trouwens grote gevaren kunnen voortvloeien voor ons omroepbestel, is in het licht van de
hoogst ernstige consequenties van het optreden der kabelpiraten onacceptabel. Overwegingen van fi
nanciële aard, die de kabel aanvoert als argument om de piraten maar hun gang te laten gaan, mogen
onder deze omstandigheden geen rol spelen. Gezien de zeer grote belangen die hier aan de orde zijn,
is het zaak, dat de bevoegde autoriteiten en instellingen alles in het werk stellen om dit euvel te bestrij
den.
Voorzover videobanden - en in de toekomst beeldplaten - bioscoopfilms bevatten, is de mogelijkheid
van concurrentie voor het film- en bioscoopbedrijf eveneens aanwezig. In aanmerking genomen de