Fonds Kunstzinnige Films De bijdrage van Bondswege ten behoeve van het Fonds voor de Kunstzinnige Film werd in 1981 bepaald op f 20.000,—. In het verslagjaar kon een beperkt aantal films in aanmerking komen voor een susidieverle- ning, zoals die reeds vanaf 1974 - het jaar van instelling van het Fonds - plaats heeft in de vorm van een renteloze lening ten behoeve van het vertoningsgereed maken van die waardevolle kunstzinnige films, wier exploita tie in de bioscopen grote risico's meebrengt. De subsidie wordt verleend aan de distribu teur en heeft een importstimulerend karakter. De subsidie wordt aangewend ten behoeve van de kosten voor de aanmaak van de eerste filmkopie (materiaal, vracht, invoerrechten, ondertiteling en dergelijke). Voor de verwerving van licentierechten wor den geen gelden beschikbaar gesteld, omdat dit zou kunnen ingrijpen in de concurrentie verhoudingen. De verstrekte voorschotten worden door de filmverhuurder terugbetaald uit een eventueel batig exploitatiesaldo door middel van een procentuele afdracht van dat saldo. In de samenstelling van de selectiecommis sie, benoemd door het Hoofdbestuur, trad in 1981 geen wijziging op. Derhalve maakten ook tijdens het verslagjaar deel uit van de commissie de filmrecensenten B. J. Bertina, Ch. Boost, P. Ruivenkamp en H. Saaltink. Als vijfde lid fungeerde de Bondsdirecteur, de heer J. Th. van Taalingen. Mevrouw M. C. Snij der van Wissenkerke trad op als secretaris. Drie films ontvingen gedurende het verslag jaar een uitbrengsubsidie, alle ten bedrage van f 7.500,te weten 'Postriziny (Kortge- knipt)' van Jiri Menzel (Tsjechoslowakije) 'Im- macolata e Concetta' van Salvatore Piscicelli (Italië) en 'La petite sirene' van Roger An- drieux (Frankrijk). 18 Twee vorstinnen en een vorst

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1981 | | pagina 17