TER INLEIDING
Het jaar 1981 vertoont een wat teleurstellend beeld met een daling van het nationale bioscoopbe
zoek met 4,5% ten opzichte van 1980. De bruto-recettes hebben zich weliswaar landelijk op het ni
veau van 1980 gehandhaafd, doch dit impliceert nog niet een gunstige ontwikkeling. Gelijk blijven
de omzetten betekenen eenvoudig verlies, in die zin, dat het bioscoopbedrijf in zijn totaliteit de op
getreden kostenstijgingen niet heeft bijgehouden. Een extra tegenvaller is dit achterblijven van de
recettes in het licht van de aanzienlijke investeringen in de bioscoopsector van de laatste jaren,
zulks mede gelet op het in 1981 nog steeds hoge rentepeil.
Het enigszins tegenvallende beeld van 1981 heeft een onvoldoende geprononceerd en tevens een
te incidenteel karakter om hiervoor duidelijke oorzaken te kunnen aangeven. Nochtans mag wor
den aangenomen, dat de economische recessie ook de bioscoopsector niet onberoerd laat. De
vooral voor de oorlog verkondigde opvatting, dat in tijden van malaise het bioscoopbezoek aan
trekt, blijkt niet alleen geen steun te vinden in het voorhanden statistische materiaal, doch heeft
nog minder gelding in de huidige constellatie, waarin de bioscoop, hoewel nog steeds het belang
rijkste openbare vermaak, op het gebied van de verstrooiing anders dan voorheen heeft te maken
met veel concurrentie, met name ook in de audiovisuele sector.
Het optreden van piratenzenders, die in groten getale illegaal speelfilms via kabeltelevisienetten
doorgaven, heeft in 1981 het bioscoopbezoek mede ongunstig beïnvloed.
Het vernieuwingsproces van de bioscoopsector heeft zich ook in 1981 voortgezet. Er werden 40
nieuwe bioscopen gevestigd. Tien oude bioscopen werden gesloten. Het gezamenlijke aantal bio
scopen in ons land kwam hiermede op 553, wat het hoogste cijfer van 565 (in 1962) zeer dicht be
nadert. Bij het maken van deze vergelijking moet overigens wel worden opgemerkt, dat de biosco
pen vroeger relatief veel meer zitplaatsen telden dan de huidige bioscopen. Met het teruglopen
van de bezoekfrequentie in de zestiger jaren onder invloed van de opkomst van de televisie heeft
het bioscoopbedrijf echter terecht gekozen voor kleinere eenheden, waarbij de in economisch op
zicht voor de hand liggende keuze viel op het systeem van de bioscoopcomplexen.
Uit een oogpunt van filmvoorziening is de tegenwoordige situatie gunstig, in het bijzonder wat de
provincieplaatsen aangaat. Men kan zeggen, dat dank zij de vernieuwing en uitbreiding van het
bioscoopbedrijf in de provincie de mogelijkheden voor het publiek om films te zien daar wezenlijk
zijn toegenomen. Het is begrijpelijk, dat de zuigkracht van de drie grote steden door de provinciale
bioscoopontwikkeling wat is afgenomen. Ofschoon de functie van de zogenaamde key-cities voor
de Nederlandse filmhandel niet wezenlijk is veranderd, is er mede onder invloed van vorenge
noemde factoren toch een verschuiving ten gunste van de provincie te constateren. Het aandeel
van de key-cities in de Nederlandse recettes is bijgevolg de laatste tien jaren van 42,5% terugge
lopen tot 30,5%.
Men mag in ieder geval stellen, dat de basis van de filmhandel in ons land door de geschetste ont
wikkeling is verbreed. Deze ontwikkeling heeft derhalve een positieve uitwerking op de filmdistri-
butiemogelijkheden. het aantal door de Nederlandse filmverhuurders nieuw in de bioscopen uitge
brachte films bedroeg het afgelopen jaar 371, een stijging ten opzichte van 1980 met 35. Vooral
als gevolg van de toegenomen import is het aantal nieuw uitgebrachte films in 1981 in het alge
meen hoger dan wat de laatste jaren gebruikelijk was. Het gemiddelde aandeel van de distributie
sector in de bioscoopomzetten steeg licht ten opzichte van 1980.
De Nederlandse filmproduktie was in 1981 zeer actief. Er gingen elf hoofdfilms in première. De