54 Cinetone De kwestie Cinetone kwam in vrijwel elke vergadering ter sprake, mede omdat vertegenwoordigers van de afdeling waren gevraagd om zitting te nemen in een adviescom missie die zich bezig zou houden met de renovatie van het studio-bedrijf. Gedurende het verslagjaar is met de commissiewerkzaamheden weinig voortgang gemaakt vooral omdat er niet werd ingegaan op het voorstel van het afdelingsbestuur om afdelingsvertegenwoordigers in de Raad van Beheer van Cinetone op te nemen. Contacten overheid Er is enige malen informeel contact geweest met verte genwoordigers van CRM over het subsidiebeleid en over het Plan Filmcentrum, respectievelijk het Filmfonds. In de loop van het jaar heeft dit niet tot bepaalde besluiten of af spraken geleid. Het overleg wordt voortgezet. Lidmaatschapsbeleid Bij verschillende produktiebedrijven die reeds tenminste één speelfilm zelfstandig hadden vervaardigd, is er op aangedrongen het lidmaatschap aan te vragen, omdat het organisatorisch niet al te lang meer mogelijk zou zijn om in één afdeling met leden en niet-leden van de Bond samen te werken. Per einde van het jaar waren enkele lid maatschapskwesties geregeld en andere in voorberei ding. Filmweken en -manifestaties Er is zoveel mogelijk medewerking verleend aan de Stich ting Nederlandse Filmdagen ter gelegenheid van de grote manifestatie die zij voor het eerst in de periode van 24 t/m 30 september in Utrecht heeft georganiseerd. Deze mani festatie was zeer succesvol en zal zeker het komende jaar worden herhaald. Ons bestuurlid, Jos Stelling, speel de in de organisatie van deze filmweek een belangrijke rol. Voorts heeft het secretariaat veel contacten onder houden met de Ministeries van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en Buitenlandse Zaken over de verspreiding van Nederlandse speelfilms via festivals, filmweken of speciale filmevenementen in de wereld. Oscarcommissie Medio 1981 is in overleg met CRM, de NBF en het GNS een commissie geformeerd die zich zou gaan bezighou den met de selectie van een Nederlandse film voor inzen ding naar de zogeheten Oscarnominatie in Amerika. Van de kant van de afdeling maakten deel van deze commis sie uit de heren Houwer en Rademakers,terwijl de heren Bos en Van der Lecq als plaatsvervangende leden optra den. Sociaal overleg Tegen het einde van het jaar zijn voorbereidingen getrof fen om op aandrang van de Kunstenbond FNV en door be middeling van de NBF, te komen tot een vorm van sociaal overleg op het gebied van de filmproduktie. De NBF wilde dit doen op basis van een door deze vereniging ontwor pen medewerkerscontract, maar in produktiekringen werd daarvoor weinig gevoeld. Er is tenslotte afgespro ken om het overleg te beginnen op basis van de bestaan de problematiek ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden bij filmproduktie en om in een later stadium te zien of men daarbij behoefte zou hebben aan een bepaalde vorm van medewerkerscontract. Het eigenlijke overleg is pas begin 1982 van start gegaan. Buma/Stemra Er is enige malen gesproken over de 1 %-Stemraheffing voor kopieën, waarover via het secretariaat overleg op gang is gebracht. Voorts is ten aanzien van de Buma- betalingen het standpunt ingenomen dat voor Nederland se films die zijn voorzien van Nederlandse gecomponeer de muziek, andere regelingen nodig zouden zijn omdat hier sprake is van dubbele betalingen ten voordele van de componist en ten nadele van de producent. Het voorne men bestaat om in het komende jaar over deze materie besprekingen met de Buma te openen. Exportbeleid Er is enige malen gesproken over collectieve aktiviteiten tijdens de jaarlijkse filmmarkt in Cannes, maar deze zijn min of meer afgesprongen op de hoge kosten. Toch wordt het wenselijk geacht dat de Nederlandse filmproducenten zich daar anders presenteren dan alleen met drukwerk of door middel van individuele akties en er is derhalve beslo ten ook dit onderwerp op te nemen in toekomstige besprekingen met de overheid over de vooruitzichten van de Nederlandse speelfilm-produktie. Met name acht de afdeling de formatie van een Nederlandse filmexportorga- nisatie absoluut noodzakelijk voor een effectiever export beleid. Uit het vorenstaande blijkt dat, zelfs als hier sprake is van een aantal hoofdzaken, heel wat onderwerpen in het eerste jaar van het bestaan van de afdeling de revue zijn gepasseerd. Veel zaken zijn, zoals te verwachten viel, niet afgemaakt en men zou dan ook kunnen spreken van een jaar van consolidatie, waarbij men aan de nieuwe or ganisatievorm gewend moest raken en waarbij een aantal terreinen zijn verkend. Ten aanzien van de produktie als zodanig worden in het Bondsjaarverslag steeds de nodige gegevens vermeld. Derhalve willen wij hier volstaan met de vermelding dat in 1981 niet minder dan 11 nieuwe speelfilms in première zijn gekomen, terwijl er nog een zelfde aantal in produktie of in voorbereiding was. Het aandeel in het totale bio scoopbezoek beliep 12,4% tegen 7,5% in 1980. Dat wa ren dus in 1981 ruim drie miljoen bezoekers. De kosten van bovenbedoelde 11 films kunnen geraamd op ruim 13 miljoen gulden, waarvan bij een jaarbudget van circa 6 miljoen gulden van het Productiefonds, zeker 7 miljoen gulden door het bedrijfsleven moest worden gefourneerd. Dit is weer gelukt, maar het wordt steeds moeilijker de za ken 'rond' te krijgen en aan die kant van de zaak zal dan ook in de komende jaren hoge prioriteit gegeven moeten worden. Voor de komende periode zal het streven er zeker op ge richt zijn een aantal zaken af te .ronden en nieuwe onder werpen ter hand te nemen, waarbij uiteraard in de eerste plaats gepoogd zal worden de overheid er alsnog van te overtuigen, dat voor de speelfilms meer financiële armslag onontbeerlijk zal zijn om de gunstige ontwikkelin gen van de laatste jaren tenminste in stand te kunnen houden. Dit is niet alleen uit cultureel, maar zeker ook uit commercieel oogpunt voor alle betrokkenen een zeer be langrijke zaak. L.CIaassen, Secretaris

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1981 | | pagina 51