Afdeling Audiovisuele Produktie
55
Inleiding
De eerste ledenvergadering van de nieuwe afdeling
Audiovisuele Produktie werd gehouden op 13 maart.
Voordien had een voorlopig bestuur al enig voorbereidend
werk verricht om de overgang van de oude naar de nieu
we afdeling zo eenvoudig mogelijk te maken.
Aan het Hoofdbestuur was medio mei 1980 gevraagd om
aan de Bondsraad voorstellen te doen voor een aantal
reglements-wijzigingen, waardoor een ruimere scope aan
de afdeling zou kunnen worden gegeven. Dit zou onder
andere kunnen leiden tot een vergroting van het leden
bestand, hetgeen gezien de snelle ontwikkeling op met
film verwante gebieden wenselijk werd geacht. Helaas is
het in 1981 nog niet tot een beslissing gekomen en het
zag er per het einde van het verslagjaar ook niet naar uit
dat dit spoedig zou gebeuren.
Ledenvergaderingen
Zoals gezegd werd de eerste ledenvergadering gehouden
op 13 maart, terwijl een tweede ledenvergadering plaats
vond op 27 april. In de eerste vergadering werd het Afde
lingsbestuur samengesteld uit degenen die voordien ook
zitting hadden in het bestuur van de Bedrijfsafdeling Film-
produktie, te weten uit de heren G. F. de Clerck, voorzit
ter; Y. Brusse, vice-voorzitter; A. W. H. Kommer, penning
meester; J. A. M. Burcksen, R. M. Fenenga, P. W. A. de
Man en C. Treffers. Als secretaris bleef fungeren de heer
L. Claassen. In de bestuurssamenstelling veranderde dus
niets en ook in de werkzaamheden was de overgang naar
de nieuwe afdeling nauwelijks te merken, zij het dat
speelfilm-aangelegenheden niet meer aan de orde kwa
men. In de vergadering van 13 maart kwam het afdelings-
beleid in behandeling maar gelet op de tamelijk geringe
opkomst kon daar niet al te diep op worden ingegaan. Het
werd door de afdeling betreurd dat de beoogde construc
tiewijziging van de afdeling niet tot stand was gekomen in
welk geval van het begin af een wat gewijzigde koers ge
volgd had kunnen worden. Er is bij het bestuur op aange
drongen te proberen de gewenste reglements-wijziging
zo spoedig mogelijk gerealiseerd te krijgen.
De vergadering van 27 april had onder andere ten doel
een bespreking van het programma van de Bondsraad en
van enige lopende zaken, waaronder de kwestie Cineto-
ne. Ook nu was er wederom sprake van een zeer geringe
opkomst waardoor de vergadering zich beperkte tot de
vaststelling van de begroting voor het lopende jaar en het
aan de gedelegeerden in de Bondsraad overliet om aldaar
naar bevind van zaken te handelen.
In de vergadering van maart was tevens besloten nog
maals te proberen om in het najaar onderlinge bijeen
komsten te beleggen voor de verschillende sectoren van
het Produktiebedrijf. Het gelukte alleen om de producen
ten van opdrachtfilms bijeen te krijgen en wel op 24 no
vember. In die bijeenkomst vond een geanimeerde dis
cussie plaats over een aantal praktijkzaken op het gebied
van AV-produkties maar het kwam niet tot bepaalde
besluiten of aanbevelingen. Er werd vastgesteld dat on
danks de economische teruggang de AV-sector redelijk
goed functioneerde, maar dat aan het verkrijgen van op
drachten wel veel meer energie moest worden besteed
dan voorheen dikwijls het geval was, hetgeen mogelijk de
oorzaak genoemd zou kunnen worden dat er zo weinig be
langstelling bestond voor het deelnemen aan vergaderin
gen. Desondanks werd het wenselijk geoordeeld in het
komende jaar nogmaals te proberen een of meer onder
linge discussie-bijeenkomsten te beleggen.
Bestuurswerkzaamheden
Het bestuur bleef tijdens het jaarverslag ongewijzigd
bestaan uit de reeds genoemde personen. Dit bestuur
kwam slechts vijf maal in vergadering bijeen, waarbij aan
dacht werd besteed aan talrijke onderwerpen zoals:
de reeds genoemde kwestie van de afdelingsregle
menten die met de commissie vestigingsnormen van
het Hoofdbestuur werd besproken en voor een deel
ook schriftelijk werd behandeld zonder dat dit in 1981
tot resultaten leidde;
het plan filmcentrum, dat later werd teruggebracht tot
een filmfonds voor de korte film, welk fonds per einde
van het jaar nog geen vaste vorm had gekregen;
het RVD-A-contract en de bijbehorende standaardove
reenkomst voor regisseurs, waarover in samenspraak
met de NBF een eindvoorstel tot stand kwam dat per
eind 1981 nog niet in de praktijk was gebracht;
een RVD-C-contract dat een mengvorm was van de in
tussen behandelde A- en B-contracten, wanneer het
gaat om overheidsopdrachten die in combinatie met
het bedrijfsleven worden uitgevoerd;
het overleg met de RVD over de trage betalingen door
deze dienst resulteerden in een zodanige verbetering
van de situatie dat verdere klachten uit de ledenkring
achterwege bleven;
het medewerkerscontract van de NBF dat op ruime
schaal ook buiten onze kring ter discussie werd
gesteld werd, ondanks het feit dat de NBF zich niet
had gehouden aan de afspraak dat dit contract eerst
met ons bestuur zou worden besproken, wel in behan
deling genomen, maar dit leidde in 1981 niet tot het in
nemen van een bepaald standpunt;
ter vervanging van de bestaande verouderde
leverings-voorwaarden werd door een speciale afde
ling van het Bureau De Graaft na enige vooroverleg
een ontwerp voor gemoderniseerde leveringsvoor
waarden ten behoeve van het laboratoriumbedrijf
resp. het produktiebedrijf voorgelegd. De voorwaar
den voor het laboratorium- en studiobedrijf waren per
einde van het jaar vrijwel afgerond en de behandeling
van die voor het productiebedrijf moest nog beginnen;
de Cinetone studio's kwamen door allerlei omstandig
heden in een moeilijke situatie te verkeren waarover
verscheidene malen is gesproken maar waaraan door
onze afdeling weinig kon worden veranderd;
de discussie over de herziene tarieven van de leveran
ciers van archiefmuziek, speciaal bij videogebruik,
kwam ook dit jaar niet tot een afronding door dralen
aan de kant van de muziekleveranciers;
in de kwestie van zodanige aanpassing van de regelin
gen van het bedrijfspensioenfonds dat ook AV-
produktiebedrijven zonder al te veel problemen tot de
pensioenregelingen zouden kunnen worden toegela
ten, zijn weliswaar vorderingen gemaakt, maar het
kwam in 1981 nog niet tot een besluit;
de 1 %-kopieheffing door Stemra, bleek door mis
verstanden aan de kant van Stemra, buiten ons tot
stand te zijn gekomen en het overleg wordt voortge
zet;
de vraag welke afdelingsbesluiten uit de vroegere af-