de steun van sponsors en distributeurs, zelfs als po litici er hun zegen aan geven. Professor Horst von Hartlieb, president van de Asso ciatie van Distributeurs in de Bondsrepubliek, be streed in zijn speech de stelling dat de Europese film als aparte categorie bestaansrecht heeft. Zonder de mogelijke voordelen van coproduktie in bepaalde si tuaties te ontkennen, toonde hij zich een duidelijk tegenstander van iedere poging om door het produ ceren van zoiets kunstmatigs als een Eurofilm een oplossing te zoeken om de overheersende marktposi tie van het Amerikaans filmaanbod tegen te gaan. Dergelijke Europudding gaat in zijn visie voorbij aan de grote politieke, sociale en culturele verscheiden heid die Europa kenmerkt. Als Europese overheden zich beraden over mogelijke steun voor de film in Europa, dan dient de verschei denheid, die ook in de verschillende nationale syste men ter ondersteuning van filmproduktie is terug te vinden, gewaarborgd te blijven. Tulpen in de sneeuw Markus Imhoof, filmregisseur uit Zwitserland, bleek ook geen voorstander van Eurofilms te zijn. Hij liet de aanwezigen weten dat na een opleving van de Zwitserse Cinema tijdens en direct na de Tweede We reldoorlog, het definitieve einde kwam toen 'Swiss Tour' werd geproduceerd: een lovestory met Simone Signoret en een Engelse matroos boven op de Mat- terhorn. Vanwege de kleine thuismarkt zijn Zwitserse filmma kers nu op coprodukties aangewezen, en het grote probleem is om daarbij als regisseur geen concessies te doen aan de coproduktiepartners. Tulpen in de besneeuwde bergen van Zwitserland blijft een idioot gezicht, aldus Imhoof. Fons Rademakers, speciaal overgekomen uit Rome waar een nieuwe produktie wordt voorbereid, sprak niet over tulpen. In een uiterst bloemrijk betoog brak hij een lans voor het voortbestaan van nationale steunfondsen voor de produktie van films in de ver schillende Europese landen. Door een aktie van de Europese Commissie tegen de filmfondsen van Dene marken, Italië en Griekenland, omdat deze fondsen zouden discrimineren ten opzichte van filmmakers uit andere lidstaten van de E.G. is grote verontrusting ontstaan. Hoe kan de nationale filmindustrie over eind blijven als nationale produktie-subsidies niet langer voor het grootste deel voor de stimulering van de eigen filmindustrie kunnen worden gebruikt? De eenzijdige economische benadering van de Euro pese Commissie bergt het gevaar in zich dat op ter mijn juist die films worden ondersteund die vanwege hun onduidelijk, zogenaamd Europees karakter, het publiek alleen maar vervreemden. Herkenbare kwaliteit en Europese verscheidenheid zouden volgens Rademakers bevorderd moeten wor den, en het voortbestaan van de nationale produktie- fondsen is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Forumdiscussie Dat niet iedereen het op alle punten met elkaar eens was bleek wel uit de uiterst boeiende forumdiscussie, die onder leiding van W. L. Brugsma de eerste semi- nardag afsloot. Fred Gronich, senior vice-president van de Motion Picture Export Association of Ame rica vertegenwoordigde de Amerikaanse filmprodu centen, en zette in een helder betoog uiteen hoe naar zijn mening de huidige problemen dienen te worden aangepakt. Frans Afman, adviseur van de Raad van Bestuur van de Credit Lyonnais Bank Nederland, verschafte de aanwezigen een blik in de keuken van een van de grootste financiers van, voornamelijk Amerikaanse, filmprodukties. Evenals Gronich onderstreepte hij het belang van een nationale filmindustrie. Tenslotte is dat in Nederland de bakermat geweest voor acteurs als Rutger Hauer, Jeroen Krabbé en René Souten- dijk, maar ook voor cameralieden als Theo van der Sande en Jan de Bont en een regisseur als Paul Ver hoeven, die nu allen internationaal grote bekendheid genieten. Martin Lindskog, president van Esselte Entertain ment, het media-concern dat onder andere verant woordelijk is voor Filmnet, wees op het feit dat sub sidiëring van filmproduktie het gevaar in zich bergt dat te weinig het belang van een voldoende groot publiek bij de produktie van een film wordt meege wogen. Matthijs van Heijningen, filmproducent en vierde forumdeelnemer, bestreed die stelling, maar liet ook duidelijk merken als producent liever niet afhankelijk te zijn van overheidsbemoeienis. Opval lend was dat alle sprekers het erover eens waren dat films in de toekomst alleen dan een voldoende groot publiek zullen kunnen bereiken wanneer zij naast de oorpronkelijke taal ook in een Engelstalige versie worden geproduceerd. Bergman en Berlusconi Voordat de deelnemers aan het seminar op de tweede dag zich voor de discussie in verschillende werkgroe pen terugtrokken, namen nog twee buitenlandse spre kers het woord. Joern Donner voorzitter van het Finse Filmfonds, confronteerde de aanwezigen met een uiterst pessimistische visie op mogelijke Europese ontwikkelingen. De vraag leek hem gerechtvaardigd of ieder klein Europees taalgebied op termijn nog wel een eigen filmindustrie in stand zou kunnen houden. Een te klein taalgebied kan in de toekomst wel eens 15

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1988 | | pagina 16