INTERN-ORGANISATORISCHE AANGELEGENHEDEN OPRICHTING NEDERLANDSE FEDERATIE VOOR DE CINEMATOGRAFIE Op 16 juli 1992 ging de vereniging Nederlandse Bond van Bioscoop- en Filmondernemingen officieel over in de Nederlandse Federatie voor de Cinematografie (NFC). Met de oprichting van de NFC werd een transformatieproces afgesloten dat op 20 juni 1989 was opgestart door de Bondsraad, met het besluit een commissie in te stellen die moest onderzoeken hoe de reglementaire structuur van de NBB zou kunnen worden aangepast aan de eisen die de gewijzigde marktverhoudingen en de Europese regelgeving aan de filmbranche stellen. In het rapport van deze commissie, dat op 31 oktober 1989 door het Bondsbestuur werd goedgekeurd, werd de grondslag gelegd voor de organisatie, zoals deze thans vorm heeft gekregen. Dat het tot 1992 zou duren voordat de wijziging van de organisatiestructuur definitief zijn beslag zou krijgen kon destijds niemand bevroeden. De weg naar de Federatie bleek voor Bondsraad, Bondsbestuur en niet in de laatste plaats Bondsbureau vol hindernis sen, die veelal slechts moeizaam konden worden geslecht. Naast verandering van de structuur van de organisatie bracht de oprichting van de Federatie ook een ingrijpende wijziging in het stelsel van reglementeringen dat de NBB kende (en dat overigens voor een deel al tot dode letters was verworden). Afgezien van enkele overgangsbepalingen werd het overgrote deel van de reglementen vervallen verklaard, waarmee ondermeer een einde kwam aan de zgn. exclusief-verkeersregeling (op basis waarvan het leden in principe niet was toegestaan zaken te doen met niet-leden), die lange tijd de ruggegraat heeft gevormd van de NBB. Hiermee verviel voor film- en bioscoopondernemingen het dwingend lidmaatschap van de organisatie. Slechts enkele reglementen zijn door de NFC overgenomen. Het betreft hier: het reglement op de Lijst van Geen Bezwaar (dat van een omvangrijk reglement is teruggebracht naar vier kleine artikelen) en dat zich thans beperkt tot een verbod tot levering van films aan direct of indirect gesubsidieerde vertoners, tenzij op deze vertoners het verdrag met de Associatie van Nederlandse Filmtheaters van toepassing is, respec tievelijk een verbod tot afname van films van gesubsidieerde filmverhuurkantoren; krachtens het reglement op de lijst van geen bezwaar kan het Federatiebestuur desgevraagd dispensatie verlenen; het reglement inzake de Raad van Arbitrage voor het Film- en Bioscoopbedrijf in Nederland; het reglement inzake de Raad van Toezicht voor het Film- en Bioscoopbedrijf in Nederland; de algemene voorwaarden voor verhuur en huur van films, dat is teruggebracht tot één artikel, regelende de vertoningsweek. Het voormalige reglement inzake filmexploitatierechten, waarin de windows voor video, abonnee-televisie en open-net televisie waren vastgelegd, is vervangen door een verdrag tussen de verenigingen van bioscoopexploitanten, filmverhuurders en speelfilmproducenten. In dit window-verdrag zijn, in overeenstemming met het E.G.recht, nieuwe termijnen vastgelegd waarna films voor andere media beschikbaar komen: video (6 maanden), abonnee-televisie (18 maanden of 12 maanden als de film niet in Nederland op video is uitgebracht), televisie (24 maanden) en 16 mm (6 maanden). Het enige reglement dat praktisch ongewijzigd door de NFC is overgenomen is het reglement op het naamregister, dat als bijlage bij het window- verdrag is opgenomen.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1992 | | pagina 14