van part-timers, handhaving van de fingerende provisie-regeling, handhaving prijscompensatie, verlof met behoud van salaris ingeval van terminale verpleging en bespreking van de problematiek t.a.v. de zgn. gebroken diensten. Voorts waren partijen het erover eens dat een algemeen verbindend verklaring zou moeten worden aangevraagd voor de CAO, alsmede voor de VUT-CAO. Ondanks het feit dat de organisatiegraad aan werkgevers' kant 100% bedraagt, was men van mening dat de marktontwikkelingen in Nederland voldoende aanleiding vormden voor een dergelijke maatregel: met de mogelijke komst van nieuwe -grote- marktpartijen zou zich een situatie kunnen gaan voordoen waarbij door afwijkende arbeidsvoorwaarden de sociale afspraken en de VUT-regeling onder druk komen te staan. Overigens werd besloten zowel de filmhuizen aangesloten bij de Associatie van Nederlandse Filmtheaters als het Filmmuseum van een algemeen verbindend verklaring uit te sluiten. De VUT-regeling is in 1995 gecontinueerd. De Sociale Commissie bestond in 1995 uit: W. van Dommelen, voorzitter, F. de Boef, W.H.H. Ruyters en mw. drs. M.L. Wolff (werkgeversgedelegeerden) en mw. M. Eijgenberger, J.van de Belt (medio 1995 vervangen door F.R. van der Spek), G.B.de Graaff en F. Luining (werknemersgedelgeerden). Als secretaris fungeerde F.J.M, van der Putte. Babe

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1995 | | pagina 16