Nederlandse Vereniging
van Speelfilmproducenten
De in december vanuit de NVS opgerichte Stichting ter Bevordering van de
Nederlandse Speelfilmindustrie, speelde een dominante rol in de activiteiten
van de speelfilmproductiesector.
Door de stichting, die o.a. ten doel heeft het leggen en onderhouden van
contacten met de overheid ter bevordering van de belangen van de industrie
en de positie van Nederlandse filmproducten, werd in het verslagjaar een
belangwekkend -door KPMG opgesteld- rapport uitgebracht: "Economisch
beleid voor de speelfilmindustrie". Dit rapport, dat mede op initiatief van het
Nederlands Fonds voor de Film tot stand kwam, gaf enige aanzetten richting
overheid om met bescheiden middelen een belangrijke impuls te geven aan de
speelfilmindustrie. Geconstateerd werd dat de Nederlandse productiesector in
een dal zit, mede omdat door een gering productievolume investeerders hun
risico moeilijk kunnen spreiden. Hierdoor wordt de financiering van
publieksgerichte films aanzienlijk bemoeilijkt en dreigt afbrokkeling van de
infrastructuur van toeleveringsbedrijven en verlies van talent.
Voorgesteld werden een drietal maatregelen om het tij te keren:
1. Een matching fund. Een dergelijk fonds zou moeten zorgen voor de
restfinanciering van producties, waarvoor op de kapitaalsmarkt reeds voor
50% financiële dekking is gevonden. Hierdoor wordt de financiële
haalbaarheid en dus het productievolume vergroot.
Deze economische (en dus niet culturele-) ondersteuning zou naast het
bestaande fonds moeten worden ingevuld.
2. Een Film van de Week. Het initiatief hiertoe was reeds in 1995 genomen
vanuit het AV Platvorm en het SFO. De toen aangehaalde argumenten
werden nog eens op een rij gezet.
In het buitenland was een dergelijke opzet reeds succesvol gebleken.
3. Een belastingmaatregel. Hierdoor zou de aantrekkelijkheid van Nederland als
productielocatie kunnen worden vergroot. Ook dit zou ten goede komen aan
het productievolume, maar evenzeer aantrekkelijk zijn voor buitenlandse
producenten, hetgeen een impuls zou zijn voor technologische verbeteringen
in de infrastructuur.