Nederlandse Vereniging van Speelfilmproducenten Het hoogtepunt van 1997 voor de speelfilmsector was de "Dag van de Nederlandse Speelfilm" die op 23 juni in het Haagse Tuschinski Theater plaatsvond. Deze dag, die zelfs het predikaat 'historisch' meekreeg, was een direct uitvloeisel van het KPMG- rapport "economisch beleid voor de speelfilmindustrie", waarin diverse aanbevelingen waren opgenomen om te komen tot een krachtiger 12 speelfilmindustrie in Nederland. Tijdens het symposium in aanwezigheid van filmprofessionals en politici en onder leiding van Monique van de Ven en Felix Rottenberg, kwam de rol van de overheid in dit proces aan de orde. Door Minister Wijers werd namens het kabinet toegezegd dat er maatregelen genomen zouden worden om te komen tot een hoger productievolume en een meer marktgerichte speelfilm- productie. Belangrijk instrument hierin zou zijn het stimuleren van externe financiers om met durfkapitaal in de filmproductie te investeren. Hiervoor diende een apart bureau te worden opgericht, als tussenpersoon tussen producenten van speelfilms met een commerciële potentie en financiers. Het Ministerie van Economische Zaken zou de apparaatkosten financieren en het bureau voorzien van een startkapitaal. Van de kant van het Ministerie van Financiën zou een fiscaal stelsel worden opgezet om de aantrekkelijkheid voor financiers groter te maken. Staatssecretaris Nuis van OCenW zegde toe dat het ministerie zou gaan participeren in het Telefilmproject. Opzet was te starten met een pilot van zes films en bij gebleken succes het project uit te breiden naar twaalf films per jaar. Ook hier verklaarde het Ministerie zich bereid in de beginfase op paritaire basis financieel bij te dragen. Uiteraard vormden de hierboven genoemde onderwerpen in de aanloop naar de "Dag" én in de tweede helft van het jaar, binnen de NVS een belangrijk punt van bespreking. Het overleg met de ministeries van Economische Zaken en Financiën -dat overigens namens de NVS werd gevoerd door de Stichting ter Bevordering van de Nederlandse Speelfilmindustrie- werd nauwgezet gevolgd, alsmede de ontwikkelingen rond het project Telefilm. Door het AV-Platform werd, met medewerking van de NVS, in december een nota gepresenteerd met betrekking tot de opzet van het pilotproject. Als doelstelling werd geformuleerd te beoordelen hoe de samenwerking tussen de onafhankelijke filmproducenten en de publieke omroep in Nederland ten voordele van beide partijen versterkt kan worden door het maken van Telefilms. Telefilms dienen een kwalitatieve impuls te geven aan de programmering van de publieke omroep en zullen door een verhoging van het productievolume een bijdrage moeten leveren aan de versterking van de Nederlandse film". Ten aanzien van de organisatie van het Pilotproject werd besloten deze onder te brengen bij het CoBo-fonds. NVS (bestuurs)leden waren in het verslagjaar actief onder meer betrokken bij het overleg met het Nederlands Fonds voor de Film, waar de problematiek inzake de vaststelling van producers fee en overhead nog steeds hoog op de agenda stond, bij de jaarlijkse voordracht voor de Nederlandse inzending voor de Oscars, bij het SFO overleg en bij de Stichting ter Bevordering van de Nederlandse Speelfilmindustrie (in de wandelgangen ook wel genoemd "de stichting met de lange naam". M.n. de Oscarcommissie bleek buitengewoon vruchtbaar: de geselecteerde film "Karakter" won in maart 1998 de Oscar voor de beste niet-Engelstalige film. Werd vorig jaar al geconstateerd voor de stichting een dominante rol was weggelegd, ook in 1997 zat men niet stil: er werd veelvuldig overlegd en gecorrespondeerd met de overheid over alle projecten die op de Dag van de Nederlandse Film werden gepresenteerd. In 1997 werd binnen de NVS gesproken over de noodzaak de belangenbehartiging van de gehele filmsector te professionaliseren, in welk verband ook de rolverdeling tussen de stichting en de NVS nog eens tegen het licht werd gehouden. Uiteindelijk werd door het bestuur besloten dat een aparte notitie gewijd aan de organisatiestructuur binnen de sector, en de mogelijkheden hier meer herkenbaarheid en stroomlijn in aan te brengen, gewenst was. Vanuit de stichting werd dit initiatief om de bedrijfstakorganisatie te professionaliseren ondersteund door een desbetreffende discussienota begin 1998 te presenteren. Voor wat betreft de relatie met de omroepen, werd in het verslagjaar geconstateerd dat het convenant dat in 1992 was ondertekend door de filmsector (verenigd in de Samen werkende Filmorganisaties SFO) en de omroepen aangaande algemene voorwaarden bij coproducties zoals o.a. de verdeling van de rechten, door de omroepen niet werd nageleefd. Brieven over deze kwestie die aan de omroepen werden gezonden bleven echter onbeantwoord. Door het bestuur werd voorgesteld het aantal bestuursleden uit te

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1997 | | pagina 14