Nederlandse Vereniging van Speelfilmproducenten In het jaarverslag van 1999 werd geconstateerd dat de fiscale stimuleringsmaatregelen voor de Nederlandse film veel aandacht vroegen van de NVS. In 2000 was dat niet anders. Aanvankelijk werd er nagedacht over de wijze waarop financiële druk op de CV-constructie zoveel mogelijk kon wor den beperkt door meer inhoudelijke criteria aan te brengen. Een voorbeeld is het toepassen van een puntenstelsel waarmee het Nederlandse karakter van een aanvraag kan worden beoordeeld. Later raakte dit punt op de achtergrond omdat, naar aanleiding van de nieuwe fiscale wetgeving, het voortbestaan van de constructie zélf in het geding kwam. De CV-constructie kon als generieke maatregel onvoldoende praktische sturing bieden, waardoor ook producties met onvoldoende Nederlandse inhoud konden profiteren. Niet zozeer de Nederlandse film als wel de Nederlandse film industrie stond binnen de regeling centraal. Hierdoor 'lekte' er geld naar niet specifiek Nederlandse films. De extra financiële input van de CV-regeling heeft er evengoed voor gezorgd dat Nederlandse produ centen in 2000 veel films konden maken waaron der ook een aantal die internationaal kunnen mee tellen. De NVS besloot daarom dat er een businessplan moest worden gemaakt, waarin wordt bekeken of er een duidelijke plaats moet worden ingeruimd voor de kleinere artistieke films, voor films met een meer commerciële potentie en voor een beperkt aantal commerciële films mede gericht op de internationale markt. Met name de laatste twee marktsegmenten zouden (gedeelte lijk) moeten worden gefinancierd uit extra door de overheid te fourneren middelen. Overigens is de discussie over een dergelijke nieuwe financierings structuur aan het einde van het verslagjaar nog in volle gang. Het zou door de NVS zeer worden betreurd als met het verdwijnen van de CV-constructie de stimulans teniet wordt gedaan die de sector hierdoor heeft gekregen. Naast de fiscale maatregel vormde meerjarige pro jectontwikkeling een andere rode draad in de ver schillende bestuurs- en algemene ledenvergade ringen. De NVS bleef bij haar bezwaren tegen het beleid van het Nederlands Fonds voor de Film om uitsluitend meerjarige ondersteuning te verstrek ken aan productiebedrijven die maximaal 7 jaar actief zijn. De Vereniging vindt dat meerjarige pro jectontwikkeling meer gericht zou moeten zijn op verbetering van enerzijds de infrastructuur in Nederland voor speelfilmproductie, anderzijds op het in de gelegenheid stellen van ook 'oudere' pro ductiebedrijven om projectontwikkeling op langere termijn aan te pakken. Hierbij zou gebruik kunnen worden gemaakt van bestaande structuren zoals bijvoorbeeld de intendant van het Filmfonds en FINE, ter begeleiding van het totale traject van sce nario-ontwikkeling tot productie. Vanuit het bestuur werd in het begin van het jaar een werkgroep ingesteld die zich speciaal bezig hield met regelgeving omtrent arbeidstijden en - omstandigheden. De opzet was om in eerste instantie te gaan praten met andere organisaties in de productiesector die ieder voor zich een bepaalde groep filmmakers/ -medewerkers vertegenwoordigen. Overigens waren er ook al gesprekken geïnitieerd door de Nederlandse Beroepsvereniging voor Film- en Televisiemakers, waar de NVS in eerste instantie nauwelijks bij betrokken was. In de loop van het jaar heeft de werkgroep niet veel vorderingen gemaakt. Wel werd vastgesteld dat het primaire probleem ligt bij de verhoogde tarieven voor crewleden, die veelal extern moeten worden ingehuurd. Het overleg met het Netwerk voor Scenario schrijvers, waartoe al in 1999 de eerste aanzet was gegeven, werd in 2000 voortgezet. Partijen werden het eens over de wenselijkheid van een convenant, waarin zou worden vastgelegd welke uitgangs punten wederzijds zouden moeten worden gehanteerd bij contracten tussen scenaristen en speelfilmproducenten. In de verschillende discussies en gesprekken die in het verslagjaar werden gevoerd over boven staande onderwerpen, kwam nog eens duidelijk naar voren dat de vereniging sterk behoefte heeft aan meer professionele ondersteuning in de vorm van een eigen beleidsmedewerker. De omstandigheid dat de actieve leden te weinig tijd kunnen vrijmaken voor activiteiten ten behoe ve van de vereniging, kwam de voortgang van

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 2000 | | pagina 14