Nederlandse Federatie voor de Cinematografie
succes van de film. In bijzondere gevallen kan
dispensatie worden verleend door het Federatie
bestuur.
Bij 41 van de bioscoopfilms die in 2001 op video
uitkwamen werd een window van minimaal 6 maan
den gehanteerd, 49% viel onder de automatische
dispensatieregeling, aan 6% (12 titels) werd door
het bestuur dispensatie verleend en 4% (7 titels)
verschenen zonder dispensatie binnen 6 maanden
op video. In 1999 kwam 60% uit na 6 maanden,
kreeg 36% automatisch dispensatie, verleende het
bestuur dispensatie aan 5 titels (3%) en werd de
overeenkomst door 2 titels (1%) geschonden.
De toenemende parallelimport van DVD's uit ande
re Europese landen wordt als belangrijkste oorzaak
gezien van de verkorting van de gemiddelde
window. De Window-overeenkomst is in november
door de NVF opgezegd per 1 april 2002. Het is nog
onduidelijk of hiervoor in plaats een andere
regeling zal worden overeengekomen.
Raamcontracten BUMA en SENA
NFC heeft voor haar leden overeenkomsten afgeslo
ten met BUMA (componisten en tekstschrijvers) en
SENA (producenten en uitvoerenden) voor de
afdracht van muziekrechten. Omdat de NFC de
vergoeding afdraagt namens de gehele branche zijn
de tarieven lager dan wanneer de leden dit
individueel zouden doen. In 2001 werden beide
contracten verlengd. De inhoud van het BUMA
contract bleef gelijk (afdracht 1,75% van de netto
recette), het tarief van SENA werd verhoogd van 49
tot 59 eurocent per bioscoopstoel per jaar.
In memoriam
In het verslagjaar zijn overleden:
erelid Paul Silvius;
Robbert Wijsmuller, federatievoorzitter van 1993 tot
1998, onderscheiden met de Zilveren Roos en het
Gouden Kalf wegens buitengewone verdiensten
voor de Nederlandse Filmcultuur;
René Scholten, voorzitter van de NVS en lid van het
federatiebestuur, in 2001 onderscheiden met het
Gouden Kalf wegens buitengewone verdiensten
voor de Nederlandse Filmcultuur.
Federatiebureau
Het Federatiebureau aan de Jan Luijkenstraat te
Amsterdam huisvest de secretariaten van de NFC,
van de aangesloten verenigingen en van de uit de
Federatie voortgekomen stichtingen. Ook de
diverse administraties worden op het bureau
verzorgd. De post- en offsetafdeling en de receptie/
telefooncentrale maken het functioneren van de
diverse afdelingen mogelijk. Het bureau verzorgt
de communicatie met, en serviceverlening aan
de leden en donateurs. Daarnaast is het als
vertegenwoordiger van de gehele bedrijfskolom
aanspreekpunt voor buitenlandse organisaties,
overheid, pers, bedrijfsleven en onderzoeksinstel
lingen. Hiermee worden vele waardevolle contacten
onderhouden. Een deel van het gebouw is verhuurd
aan het Nederlands Fonds voor de Film en Stichting
Holland Film Promotion. De huurders maken tevens
gebruikvan de post- en offsetkamer en de receptie/
telefooncentrale. De leiding en eindverantwoor
delijkheid van het bureau ligt bij de algemeen
secretaris en zijn plaatsvervanger. De staf bestaat
naast de leiding uit de secretarissen van de
verenigingen en stichtingen, de hoofden secre
tariaat en administratie, en de netwerkbeheerder.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het
Film- en Bioscoopbedrijf
Per 1 januari 2001 is de nieuwe flexibele pensioen
regeling in werking getreden, op basis waarvan
het mogelijk is om bij het bereiken van de 62 jarige
leeftijd met pensioen te gaan met volledig
opgebouwde rechten.
In verband met nieuwe regelgeving heeft het
bestuur besloten om een deelnemersraad in
het leven te roepen. Dit lichaam, heeft als taak
advisering van het bestuur. De bedoeling van de
wetgever is om de betrokkenheid en de inspraak
van degenen die aan de regeling deelnemen
op deze manier te verbeteren.
Omdat de nieuwe pensioenregeling algemeen
verbindend is verklaard, hetgeen wil zeggen dat
deze van toepassing is op alle ondernemingen in
het film- en bioscoopbedrijf, is na overleg met de
Associatie van Nederlandse Filmtheaters, besloten
de ANF Theaters actief te benaderen om
aansluiting bij het pensioenfonds te realiseren.
Omdat veel filmtheaters al een eigen pensioen
regeling kennen, is een enquête uitgestuurd om
de verschillende regelingen te inventariseren.
Uitgangspunt voor het bestuur was dat aan
filmtheaters die een pensioenregeling hebben
die minimaal gelijkwaardig is aan de regeling van
het fonds, dispensatie zou worden verleend en
deze theaters hun eigen regeling dus zouden
kunnen continueren.
De respons op de enquête bleek helaas minimaal,
waarop is besloten tot automatische aansluiting
over te gaan en de bewijslast van gelijkwaardigheid
achteraf bij de filmtheaters neer te leggen.
De beursperikelen die heel Nederland het afgelopen
jaar zo in beslag namen, hebben uiteraard ook voor
de financiële positie van het fonds gevolgen gehad.
Konden de afgelopen jaren flinke beleggingswin
sten worden bijgeschreven, 2001 gaf negatieve
resultaten te zien. Door een afgewogen beleggings
beleid bleven de consequenties voor het fonds
beperkt, zodat de financiële reserves ruim
voldoende bleven om aan alle verplichtingen te
kunnen voldoen.
Het was dan ook niet noodzakelijk om de premies te
verhogen.