Nederlandse Vereniging van Speelfilmproducenten Bestuur In november van het verslagjaar stonden voor het eerst in de Nederlandse filmgeschiedenis vijf Nederlandse producties in de wekelijkse top twintig. Het marktaandeel voor 2002 kwam uit op 10,5%, waarmee opnieuw de trend werd bevestigd dat de Nederlandse film in de lift zit. Zie voor de resultaten de statistische bijlage. De NVS verwacht dat het herwonnen zelfvertrouwen van de Nederlandse film zich de komende jaren zal voortzetten. Aangezien Pietje Bell, Ja Zuster Nee Zuster en De Tweeling de eerste weken van 2003 nog veel bezoekers trokken, is bij het ter perse gaan van dit verslag de basis voor een goed Nederlands filmjaar alvast gelegd. Terwijl in het najaar demissionair staatssecretaris Van Leeuwen tijdens een begrotingsdebat consta teerde dat het filmstimuleringsbeleid tot aantoon bare resultaten had geleid, stagneerde de productie van de Nederlandse publieksfilm in 2002 opnieuw. De FIA - sinds de start van het stimuleringsbeleid de derde variant van de CV-maatregel - leidde na invoering ervan op 15 juli slechts tot één succesvolle emissie, namelijk Phileine Zegt Sorry. Doordat de overheid haar maximale belastingderving vaststelt op basis van afgegeven Senterverklaringen, ontstond er onnodige opstopping en bleef over het jaar 2002 uiteindelijke 10,3 miljoen ongebruikt liggen. Over de werking van de FIA valt voorlopig te con stateren dat als gevolg van de complexiteit van de regeling niet de filmproducenten, maar de verschil lende intermediairs spil van het financieringsproces zijn geworden. Ook heeft de beoordeling door de Belastinginspecteur een onnatuurlijk grote rol gekregen. De positie van de producent in de CV zorgt er tenslotte voor dat er voor hem weinig vruchten te plukken zijn van het commerciële welslagen van zijn film. Dit laatste staat ver af van de oorspronkelijke doelstellingen van het beleid, die er onder andere op gericht waren de marktoriëntatie van producenten te versterken. Desalniettemin meent de NVS dat het stimulerings beleid - met aanpassingen op in ieder geval voor noemde terreinen - gecontinueerd moet worden. Om dit te bewerkstelligen is kort na de zomer in samenwerking met de Federatie Filmbelangen de Werkgroep Filmstimuleringsbeleid ingesteld, waar van ook het Filmfonds en de Stichting Investerings faciliteit voor de Film deel zijn gaan uitmaken. Streven is de politiek ervan te overtuigen dat een langere periode van onafgebroken beleid grote kansen biedt voor de Nederlandse film. Voor de NVS stond 2002 verder in het teken van verzelfstandigingen professionalisering. In mei werd een eigen secretaris aangesteld en kort na de zomer werd door de algemene ledenvergadering besloten dat op termijn een directeur voor de vereniging zou worden aangesteld. De leden gingen akkoord met een gewijzigd stelsel van contributieheffing, wat de financiële basis van de vereniging moet gaan ver breden. De bedoeling is dat begin 2003 door de NVS een interim-directeur zal worden aangesteld, die het proces van professionalisering van de vereniging zal gaan leiden. Het bestuur zal dan meer 'op afstand' gaan opereren. Ook werd door de NVS een start gemaakt met de ontwikkeling van een beleidsplan met daarin een visie op het Nederlandse filmlandschap voor de komende vijfjaar. Het beleidsplan (gereed voorjaar 2003) stelt onder meer dat de structuur van de film sector moet worden verbeterd via een versterking van de positie van de producenten als aanjagers van de industrie. Productiehuizen met track record moet een zekere continuïteit in de bedrijfsvoering worden geboden, terwijl dit niet ten koste van hun markt oriëntatie mag gaan. Er kan door de overheid pas een overtuigend filmbeleid worden gevoerd wanneer er meer coördinatie plaatsvindt tussen de instellingen die zich bezighouden met film. Er zal ook eindelijk een omroepbreed filmbeleid moeten worden geformuleerd. Langs deze lijnen werd ook een reactie op de 'Strategienota' van het Filmfonds (september) ge formuleerd. De NVS vond dat het Filmfonds zich bij het stellen van haar beleidsprioriteiten teveel op terreinen begaf die traditioneel aan producenten toebehoren. Om de wezenlijke rol te kunnen spelen die het Fonds zichzelf in de nota toebedeelt, zou een meer samenhangend en toekomstgericht beleid moeten worden ontwikkeld op basis van gezamen lijk met de sector vastgestelde uitgangspunten. Het Fonds zou daarbij over haar eigen grenzen heen moeten kijken en strategischer moeten opereren. Door de algemene ledenvergadering werden de volgende bedrijven in het verslagjaar toegelaten tot het lidmaatschap van de vereniging: Rocketta Film Cadenza Films Pleswin Entertainment, Castor Films, Cineventura, Ecco Films, Maggan Films, Nedfilm en Rotterdam Films zegden hun lidmaatschap op, waarmee het totaal aantal leden 39 werd. mevrouw S.E. Bosklopper (voorzitter) de heer M. Bary (vice-voorzitter) de heer M. Lagestee (penningmeester) de heer F. Bak de heer M. van Heijningen de heer M. de Rooij mevrouw E. Vandevorst mevrouw J. Ronner-Schook (ambtelijk secretaris)

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 2002 | | pagina 17