MAANDELIJKSCHE M ED EDEELINGEN.
Over het algemeen mogen wij aannemen, dat iedere
zakenman voor zoover dat maar eenigszins mogelijk is,
zijn beheer zoo economisch mogelijk heeft ingesteld.
Maar het invoeren van gepaste bezuinigingen is in
ons bedrijf nu eenmaal veel en veel meer begrensd dan
in tal van andere ondernemingen.
Steeds hebben wij rekening te houden met de hoogere
eischen, die door het publiek worden gesteld en waaraan
wij toch tenslotte hebben te voldoen, willen wij onze
bezoekers naar onze zaken krijgen en alsonze vaste
cliënten behouden.
Dat dit alles onze grootste inspannnig vordert spreekt
voor zichzelf. Dit geldt uit den aard der zaak ook voor
onze filmleveranciers; ook zij hebben te zorgen voor
steeds belangrijker en interessanter werk, wat toch zoo
heel dikwijls gepaard gaat met grootere uitgaven.
Daarnaast hebben ook de filmverhuurders en filmfa
brikanten rekening moeten houden met de mindere
draagkracht van de bezoekers, wat tenslotte tot uitdruk
king moest komen in het bepalen van den filmhuurprijs.
Zonder nu overdreven optimist te zijn, geloof ik wel,
dat wij niet alleen het diepste punt der malaise hebben
bereikt, maar dat wij zelfs mogen spreken van een zij
het dan ook geringe verbetering.
Dit kan ons niet anders dan zeer hoopvol stemmen,
welk optimisme nog meer gerechtvaardigd wordt, indien
wij nu, na zooveel jaren een dergelijke ongekende crisis
te hebben meegemaakt, tot de conclusie mogen komen,
dat het Bioscoopbedrijf prachtig stand heeft weten te
houden in dergelijke ongekende abnormale tijden. Indien
ons aller wensch n.1. dat betere tijden in aankomst mo
gen zijn, wordt vervuld, dan rest ons niets anders dan
deze overtuiging: Wij kunnen met groot vertrouwen de
toekomst tegemoet zien.
Het bereiken van dit resultaat is niet vanzelf geko
men. Uw aller saamhorigheid en de wijze waarop U
deze eensgezindheid zooveel keeren tot uiting heeft ge
bracht is de belangrijke factor geweest in de jongste ge
schiedenis van het Nederlandsche bioscoopbedrijf en
van den Nederlandschen Bioscoop-Bond.
Wat zou er van ons bedrijf terecht gekomen zijn, in
dien wij niet als één man pal hadden gestaan voor de
hoogste belangen van ons bedrijf? Hoe hoog zou niet
het percentage vermakelijkheidsbelasting geweest zijn,
om nog maar niet van nieuwe ontdekkingen van den
fiscus te spreken, in een tijd, dat bijna geen gemeente
in staat is een behoorlijk sluitende begrooting tot stand
te brengen?
Wat zou er terecht gekomen zijn van onze broodwin
ning indien men niet geweten had, dat inderdaad onze
lasten niet verder konden worden opgevoerd?
Zeker, wij zijn er nog lang niet. Nog altijd is het één
der duurste plichten van het Hoofdbestuur om te.zor
gen dat de onbillijkheid inzake de heffing der perso-
neele belasting radicaal wordt weggenomen. Wij zullen
dan ook nooit erin kunnen berusten, dat onze gebou
wen, dienende tot uitoefening van ons bedrijf, worden
gelijk gesteld met den aanslag van woonhuizen. Ik ont
veins mij niet, dat dit resultaat zoo gemakkelijk zal wor
den bereikt.
Maar wetende, dat er bijna geen hechtere organisatie
bestaat dan onze Bond, zal het minder moeilijk vallen het
einddoel te bereiken.
Nog altijd is de Rijksfilmkeuring een instituut, waar
bij de grootste belangen van het bedrijf betrokken zijn.
Ik acht mij gelukkig hier te kunnen verklaren en ik
weet hierbij het geheele Hoofdbestuur achter mij te vin
den, dat de verhouding tusschen Rijksfilmkeuring en
Bioscoopbedrijf zeer goed mag worden genoemd.
Ofschoon aan onze wenschen en verlangens t.o.v. de
filmkeuring nog lang niet is tegemoet gekomen!
Ik hoop, dat het ons eenmaal moge gelukken d i e Ge
meentebesturen, die meenen dat de Rijksfilmkeuring
voor hen zonder meer niet acceptabel is, te kunnen
overtuigen, dat zij op het kompas van de Rijksfilmkeu
ring gerust verder kunnen varen.
Geen enkel middel zal door ons Hoofdbestuur onge
bruikt worden gelaten om ook die groote belangen van
het bedrijf te doen erkennen.
Dit is niet alleen de wensch, die wij mogen doen, maar
ik mag hier wel zeggen, dat dit een recht is, dat wij
mogen doen gelden.
Maar naast onze rechten hebben wij ook onze ver
plichtingen en ten opzichte van de Filmkeuring mag het
Hoofdbestuur verlangen, ja zelfs eischen van zijn leden,
dat zij op de meest nauwgezette wijze de bioscoopwet en
bioscoopbesluiten uitvoeren.
Wij zijn ons ervan bewust, dat er nog altijd verschil
lende ondernemingen in ons bedrijf het niet altijd nauw
gezet genoeg nemen met de verplichtingen, die uit de
bioscoopwet voortvloeien.
Indien gij verlangt dat het H. B. steeds in de bres zal
staan voor de behartiging van Uwe belangen ten opzich
te van de Rijksfilmkeuring, dan mogen wij van 11 ver
langen, dat gij op de meest nauwgezette wijze Uw ver
plichtingen, die U hebt te kennen, in elk opzicht nakomt.
Doet gij dit niet, dan zullen niet alleen al onze pogin
gen schipbreuk lijden maar kunt gij er slechts mee be
reiken, dat steeds strengere maatregelen in het leven
zullen worden geroepen om U te dwingen den goeden
weg te blijven bewandelen.
Niet alleen, dat U zich te houden hebt aan de geschre
ven wetten, er zijn ook nog verplichtingen, die niet zoo
duidelijk in wetten en geschriften zijn vastgelegd, maar
waarvan U heel goed kunt weten, wat wel en wat niet
geoorloofd is.
Het Hoofdbestuur van den Nederlandschen Bio
scoop-Bond beschouwt het dan ook als een van zijn eer
ste werkzaamheden in het nieuwe vereenigingsjaar om
hen, die door daad of geschrift het algemeen belang en
de waardigheid van het bedrijf zouden schaden, met
strenge hand tot de orde te roepen.
Wij hopen dat dit niet noodig zal zijn, doch zullen
zoo noodig zonder aanziens des persoons alle maatrege
len treffen hoe hard zij ook mogen zijn om te voor
komen dat één enkeling zijn zaak zou exploiteeren ten
koste van de anderen.
Wanneer ik dat nu op deze misschien wat sterke
wijze zeg, dan hoop ik dat U daaruit zult kunnen begrij
pen, dat er inderdaad alle aanleiding voor het Hoofdbe
stuur bestaat om U dit eens heel duidelijk te maken.
In werkelijkheid hebben zich den laatsten tijd geval
len voorgedaan, die, worden zij niet bijtijds de kop in
gedrukt tot groot nadeel voor het geheele bedrijfsleven
zouden kunnen leiden. Het is de plicht van het Hoofdbe
stuur om U ook op deze punten te wijzen, willen wij de
verantwoordelijkheid kunnen blijven dragen voor onze
mooie maar niet altijd gemakkelijke taak.
Moge de discussies op onze jaarvergadering van heden
duidelijk tot uiting brengen dat achter het Hoofdbestuur
st..at, zonder eenige uitzondering, het geheele Neder
landsche Bioscoop Bedrijf.
Hiermede verklaar ik onze jaarlijksche algemeene ver
gadering voor geopend."
Op verzoek van den vice-voorzitter den heer B. D.
O c h s e verheffen alle aanwezigen zich eenige oogen-
blikken van hun zitplaatsen om in stilzwijgen te herden
ken wijlen den heer C. G. Adam, den in het afgeloopen
jaar overleden compagnon van den Bondsvoorzitter.
De Directeur, de heer A. de Hoop, deelt ver
volgens mede, dat van den heer A. A. van Os uit Nij
megen telegrafisch bericht van verhindering is ingeko
men en van de dames Hamburger en Adam uit Utrecht
en van de directie van hotel Krasnapolsky bloemen zijn
ontvangen ter gelegenheid van de opening der nieuwe
filmbeurs.
Aan de orde is thans punt la van de agenda: Voor
stel van het Hoofdbestuur tot verleening van dispensatie
wegens het houden der jaarlijksche leden-vergadering
na den 31 sten Maart 1934.
Dit voorstel wordt bij acclamatie goedgekeurd.
Aan de orde is punt 2 van de agenda: Voorstel tot
goedkeuring van de notulen van de op 27 December 1933